[Christiaan Frederik Kleynhoff van Enspijk]
KLEYNHOFF VAN ENSPIJK (Christiaan Frederik), te Batavia den 19den Maart 1761 geboren, werd hier te land voor geneesheer opgeleid en zette zich als zoodanig na zijne promotie te Amsterdam neder. Op den 10den Mei 1817 aanvaardde hij te Leiden den hem opgedragen post van hoogleeraar in de landhuishoudkunde, met eene Nederduitsche redevoering over de waarde van het hedendaagsch leerstellig onderwijs der landhuishoudkunde, als wetenschap beschouwd, die in de Annales der akademie voor het jaar 1817-1818 is opgenomen. Niet lang genot had de hoogeschool van zijn onderwijs, daar hij reeds den 5den April 1819 overleed.
Als natuurkundige deed hij zich kennen door zijne:
Bedenkingen over het einde, waartoe de insekten vermoedelijk geschapen zijn, Amst, 1805. 8o. en door zijne beantwoording van de vraag: Wat zijn mosplanten? in het Nieuw Algemeen Magazijn van Wetenschap, Kunst en Smaak, Amst. 1797. D. IV. St. II. bl. 517.
Hij was ook Latijnsch dichter blijkens zijne:
Ode ad J. Kinkerum, Amst. 1800. 8o.
Napoleonti pacificatori feliciter! etc. Amst. 1811. 4o.
Gulielmo Frederico Ludovico feliciter! Amst. 1816. 4o.
Zie de Jong, Naaml. van Ned. Boek. bl. 155, 309; Siegenbeek, Geschied. der Leidsche Hoogesch. D. I. bl. 429, 431, Toev. en Bijl. bl. 258; Holtrop, Bibl. Medico-Chirurg. p. 176.