[Reinier de Klerk]
KLERK (Reinier de) werd te Middelburg in 1710 geboren en vertrok, op zijn zestiende jaar, voor het eerst, en naderhand nog tweemaal, als gemeen matroos naar Indië, waar hij spoedig tot eerste stuurman bevorderd werd, en zeven reizen naar Padang deed, waar hij de vorsten van Baros en Sorkam, die door den sultan van Atjin werden aangevallen, bijstand verleende, hen in hun gezag handhaafde en door zijne dapperheid veel lof verwierf. De ongezondheid der lucht kwam hem op zware ziekten en bijna op verlamming te staan.
In 1737 de zeedienst verlaten hebbende, werd hij aangesteld tot opperkoopman op de Westkust van Sumatra. Hier was hij scheidsman tusschen de koningen van Bantam en van Palembang. Hij plaatste zich met een Hollandsch vaartuig tusschen de vloten van kleine vaartuigen der beide koningen in, en beproefde te vergeefs eene minnelijke schikking. Veertien maanden duurden de onderhandelingen, gedurende welke men hem naauwelijks het bouwen van een bamboezen huis wilde toestaan. Doch toen het eenmaal gesticht was, bragt de Klerk kanon aan wal, en maakte vuur op de beide twistende partijen, zoodat zij zich nu aan zijne beslissing onderwierpen. Ter plaatse waar het bamboezen huis stond bouwde hij later de vesting Valkenoog, genoemd naar den gouverneur Valkenier.
In 1741 naar Batavia teruggekeerd, werd hij als secretaris bij het Hollandsche leger geplaatst, dat bestemd was om de Chinezen te tuchtigen, die, afkeerig van de Hollanders, na den bekenden moord aan hen op Batavia gepleegd, een verbond met den door de opstandelingen uitgeroepen soesoehoenan, die zich te Samarang ophield, of liever met diens neef, den pangeran en bevelhebber van het leger, gesloten hadden. Hij toonde bij die onderneming hoeveel beleid en schranderheid hij bezat. Met voorkennis van den commissaris te velde Verijssel, bood hij zijne dienst tot een waagstuk aan, dat hem het leven kon kosten. Met eenige geschenken voorzien begeeft hij zich tot den pangeran, en weet dezen te bepraten zich naar Samarang tot de commissarissen te begeven. Naauwelijks was deze, van geen verraad beducht, voor de tweede maal daar aangekomen, of hij werd er gevangen gehouden, en naar Batavia en vervolgens naar Ceilon gevoerd, waar hij zijn leven geëindigd heeft. De soesoehoenan zelf werd te Samarang gevangen genomen en mede naar Ceilon verbannen.