schatten admiraal aangedaan, zonden bevel aan het hof van Holland, om deswegen onderzoek te doen, ten gevolge waarvan Kievit bekende het verslag te hebben ontworpen. Deze bekentenis was voor de staten genoeg om Kievit te gelasten niet ter staatsvergadering te verschijnen, die, bevreesd voor vervolging, hierop het land uitweek, eerst naar Brabant en vervolgens zich naar Engeland begevende. Intusschen werd hij in Holland, bij verstek, van al zijne ambten ontzet, ter dood verwezen en zijne goederen verbeurd verklaard. Na het sluiten van den vrede, in 1667, deed koning Karel II te zijnen behoeve aanzoek bij de staten van Holland
om herstelling in zijne bezittingen en waardigheden. Doch men wees dit bij herhaling met verontwaardiging van de hand; ook mogten de staten van Holland niet slagen om zijne goederen terug te erlangen.
Kievit vertoefde intusschen aan het Engelsche hof, waar hij minzaam behandeld en tot ridder benoemd werd, en waar hij de Nederlandsche zaken niet uit het oog verloor en er steeds op uit was de belangen van den prins van Oranje te behartigen. Van een hevig oproer, in 1672 te Rotterdam voorgevallen, en blijkbaar ten voordeele van den prins verwekt, was hij de voorname bewerker, daar hij onder de burgers en hoplieden verscheidene aanhangers had. Deze toeleg mislukte echter, en om dien gelukkiger te doen slagen, toen de zaken van het huis van Oranje eenen gunstiger keer hadden genomen, stak hij naar Zeeland over. Van de goede gezindheid der staten van dat gewest was hij overtuigd, en onder hunne hoede verspreidde hij eerlang eenen brief, in derzelver jagt, voor Delftshaven liggende, geschreven, en gedrukt te Rotterdam. In dien brief klaagde Kievit over hetgeen hij voor den prins, voor het vaderland en om zijne pogingen tot bevordering van den vrede geleden had, en beval zich voorts in de gunst der Rotterdamsche burgerij. Eene gewenschte uitwerking deed dit schrijven. Na het bekomen van een gunstig antwoord van den krijgsraad werd hij straks als in zegepraal te Rotterdam binnen gehaald.
Na den moord aan de gebroeders de Witt gepleegd, welken Kievit, met zijn schoonbroeder Tromp, aanschouwd had, werd zijn vroeger uitgesproken vonnis door den prins vernietigd en hij, bij de verandering der regering, weder tot raad in de vroedschap verkozen. In de plaats van den uitgewekenen Pieter de Groot werd hij kort daarop pensionaris van Rotterdam, welken post hij niet lang bekleedde, daar hij eerlang tot raad en advokaat-fiskaal in het collegie ter admiraliteit op de Maas werd benoemd.
Onder het waarnemen van dit ambt geraakte hij, door zijn slecht gedrag, in ongelegenheid. Wegens pligtverzuim, en omdat hij zich had laten omkoopen, gevangen genomen, zat hij