werd verwoest bij den brand van het stadhuis in 1576. Als portretschilder muntte hij voornamelijk uit. De kardinaal van Granvelle liet hem zijn portret schilderen. Ook de hertog van Alva. Terwijl hij met laatstgenoemde bezig was hoorde hij hem aan een lid van den bloedraad, in het Spaansch, verhalen, dat het doodvonnis over de graven van Egmond en Hoorne besloten was. Dit berigt schokte hem zoozeer, dat hij, te huis gekomen, ziek werd, en op den dag der onthalzing van de beide graven, den 5den Julij 1568, overleed. Onder zijne werken wordt genoemd eene afneming van het kruis en eene begrafenis van Christus. Zijn neef Adriaan Thomasz. Key, behoort tot de Belgische kunstenaars.
Zie van Goor, Beschr. der Stadt Breda, bl. 306; Immerzeel, Lev. en Werk. der Kunstsch.; Kramm, Lev. en Werk. der Kunstschild.