zijne bevordering tot doctor in de regten, werd hij tot verschillende aanzienlijke betrekkingen geroepen. In 1809, ten tijde van het Fransche keizerrijk, bekleedde hij de waardigheid van onder-prefect te Kleef, en verwierf zich, door zijnen ijver tot leeniging der rampen, door eene toen plaats gehad hebbende overstrooming veroorzaakt, grooten lof. Keizer Napoleon erkende zijne verdiensten, door hem tot ridder van het legioen van eer te benoemen. Na de vestiging van het koningrijk der Nederlanden, heeft hij achtereenvolgens, als gouverneur van Antwerpen en Oost-Vlaanderen, het vaderland en den koning trouw gediend. De laatste waardigheid, door hem bekleed, was die van gewoon lid van den Raad van State, in welke betrekking hij, zoolang zijne krachten zulks gedoogden, met ijver en kunde is werkzaam geweest. Hij overleed te 's Gravenhage den 30sten November 1841. Koning Willem I verhief hem tot kommandeur der orde van den Nederlandschen Leeuw; de maatschappij der Nederlandsche letterkunde bood hem in 1820 het lidmaatschap aan. Hij schreef:
Ursula, princesse Britannique, d'après la légende et les peintures d'Hemling, Gand. 1818. 8o. avec. fig.
De la Colonie Frederiks-Oord et des moyens de subvenir aux besoins de l'indigence par le défrichement des terres vagues et incultes; Traduction d'un manuscrit du Gén.-Major van den Bosch, par le Baron de Keverberg, avec une préface du traducteur, Gand. 1821. 8o.
Du Royaume des Pays-Bas, sous le rapport de son origine, de son développement et de sa crise actuelle, suivi de pièces justificatives, la Haye 1834. 1835. 8o. 3 vol.
Zie Alg. Handelsbl. 3 Dec. 1841; Algem. Konst- en Letterb. 1841. D. II. bl. 386; Handel. van de Maatsch. der Ned. Letterk. te Leid. 1842. bl. 19-21, door ons geheel gevolgd; Cat. van de Bibl. der Maatsch. van Ned. letterk. te Leid. D. II. bl. 88, 97.