[C. Keuchenius]
KEUCHENIUS (C.) schreef:
Berigt en verantwoording, waar in uyt een brief van de Eerw. Theologische Faculteit te Franeker getoont wordt, waarom en op wat grond, agter het titelblad van zijn werkje genaamt Kenofonia Velingiana, heeft laten drukken, zoo als daar te zien is, Breda, 1749. 8o.
Het ijdel roepen van Do. Abdias Velingius, wederlegt in een vertoog, waar in duydelyk aangetoond werd, dat zeer ongegrond zijn alle de bezwaarnissen, dewelke zijn Ed. heeft ingebragt tegen het Boekje van den Heer de With over de clandestine Verlooving bondig wederlegt, 's Hertogenbosch, 1749. 8o.
Wij gissen dat de schrijver van deze beide werkjes tegen den predikant Abdias Velingius, zie aldaar, zal geweest zijn Clemens Kenchenius, zoon van Wilhelmus Keuchenius en kleinzoon van Petrus Keuchenus, bovengenoemd, te Alem, waar zijn vader toen predikant was, den 16den Januarij 1707 geboren. Hij werd eerst in 1732 adjunctpredikant te Vugt, daarna in 1743 met de volle dienst als vast predikant belast; hij werd emeritus in 1782 en overleed te Schiedam den 14den Januarij 1788.
Zie Boekz. der gel. wereld, op genoemde jaren; van Abkoude, Naamr. van Ned. Boeken, D. I. St. IV. V.