[George of Joris Ketel]
KETEL (George of Joris) werd te Deventer uit eene aanzienlijke familie, omstreeks 1511, geboren. Van zijne jeugd af aan de hoven van verschillende vorsten vertoevende, had hij, bij het bekend worden der gevoelens van David Joris, diens zijde gekozen. Door dezen werd hij tot belangrijke ondernemingen gebruikt. In 1539 zond hij hem tot Philip landgraaf van Hessen, en in 1541 naar de Regensburgsche conferentie, door Karel V bijeengeroepen. Om zijne godsdienstige gevoelens gevat en in hechtenis genomen, legde hij eene bewonderenswaardige onverschrokkenheid, vroomheid en blijmoedigheid aan den dag, die hij behield tot hij den 9den Augustus 1544, op de markt te Deventer onthoofd moest worden. Bij het voorlezen van zijn vonnis, nam hij zijne muts af, en zeide: ‘de Heer moet eeuwig geloofd en geprezen zijn.’ Met vreugde ging hij den dood te gemoet, God dankende, dat hij waardig geacht werd, om voor zijnen naam te lijden.
Meerdere bijzonderheden zijn er van hem niet bekend, dan dat hij de eerste uitgave van het Wonderboek van David Joris bezorgde. Uit nog voorhandene stukken, betrekkelijk zijne procedure blijkt het, dat hij ook Jorien Lackey of Zijdenlakenkooper genoemd werd, en in dienst was geweest bij de gravin van Buren, waaruit het te verklaren is, dat hij aan de hoven der vorsten verkeerd heeft. Twee zijner