weest, een uitmuntend sieraad van den Nederlandschen zangberg zou geworden zijn. De volgende gedichten zijn, behalve een aantal elders verspreid, van hem uitgegeven:
Dichtlievende verlustigingen, Amst. 1779. 8o.
Proeve over de kunst om altijd vrolijk te zijn, naar het Hoogduitsch van Uz, Amst. 1780. 8o.
De Vaderlandsche Zanger, Amst. 1781. 8o. (bij losse blaadjes in het licht gegeven, bij gelegenheid van den oorlog met Engeland.)
Oorspronkelijke Dichtwerken, Amst 1783. 8o. 2 deelen.
Bemoediging, den - Heer Nic. Bastert, Kanonik tot het Kapittel van St. Pieter, enz. toegezongen, Amst. 1784 8o.
Nieuwste Poëzij, Amst. 1792. 8o. 2 deelen.
Met warmte, zegt Witsen Geysbeek, heeft Kasteleyn's godsdienstig gevoel zich uitgedrukt in liederen, die hij leverde tot de verzameling van Christelijke Gezangen, bij de Doopsgezinden sedert 1796 in gebruik, en bekend onder den naam van grooten bundel. Zij zijn gezang 17, 37, 61, 74, 76, 89, 97, 103, 115, 116, 125, 128, 138, 143 en 163. Hij behaalde bij het Leidsche Dichtgenootschap: Kunst wordt door arbeid verkregen, verscheidene der uitgeloofde medailles, voor de beantwoording der navolgende onderwerpen:
De Invloed van een vast Geloof aan de Voorzienigheid; in de Tael- en Diehll. Oef. van voornoemd genootsch. D. VII. bl. 1.
De Onschuld.
De Inënting der Kinderziekte.
Lierzang op Franklin.
De drie laatstgenoemden zijn niet gedrukt. Bij dat zelfde genootschap werd hij bekroond voor zijne verhandeling: Over de vereischten en kenmerken van den stijl der poëzij, die in het 4de deel der Prijsverhandelingen van dat genootschap is opgenomen.
De tooneelarbeid van Kasteleyn bestaat meestal uit vertalingen der beste Hoogduitsche stukken, benevens twee stukjes van eigen vinding. Zijne tooneelstukken zijn getiteld:
De Graaf van Olsbach, of de belooning der deugd, tooneelspel naar het Hoogduitsch, Amst. 1778. 8o.
Behalve door een schimpvers, dat bij de eerste vertooning van dat stuk op het tooneel geworpen werd, werd hetzelve aangevallen door een uitgegeven Brief van een Amsterdamsch Heer enz. Kasteleyn vatte de pen daartegen op en schreef:
Brief aan den Heere M.P.D. beöordeelaar van den Grave van Olsbach enz. Amst. (1780). 8o.
De Graaf van Olsbach, Tooneelspel, en zeker Grafschrift tegen den schrijver der vrije Aanmerkingen dicht- en tooneelkundig verdedigd, Amst. 1780. 8o.
Dormont en Julia, of de beloonde Huwelijksliefde, tooneelspel naar het Hoogduitsch, Amst. 1779. 8o.