met Johanna du Sart, die reeds in 1790 overleed, daarna met Anna Gesina Reisig. Bij de eerste vrouw verwekte hij een kind en bij de tweede twee dochters. Zijne afbeelding ziet het licht.
In de school der klassieke oudheid gevormd, muntte Kantelaar als wijsgeer, staatsman, welsprekend redenaar, als lofredenaar in het bijzonder, als dichter, uitlegkundige en bijbelverklaarder en als verdienstelijk letterkundige uit. Maar de man, die Schultens letterroem zoo welsprekend handhaafde mist nog altijd een hem waardig lofredenaar. Wij kunnen hem hier als zoodanig niet naar waarde schetsen. En in de hoop dat een onzer geleerde maatschappijen, die zich haastten om Kantelaar haar lidmaatschap aan te bieden, nog eenmaal den wenk zal geven tot het zamenstellen van een hem passend gedenkteeken, eindigen wij dit artikel met de opgave van hetgeen door hem in druk is uitgegeven.
De invloed der ware verlichting op het lot der Vrouwen, en het huwelijksgeluk.
Deze redevoering, door Kantelaar in 1793 als voorzitter van de maatschappij tot Nut van 't Algemeen gehouden, is in het derde deel van de Redevoeringen en Aanspraken, door genoemde maatschappij uitgegeven, te vinden, (Amst. 1793. 8o.)
(Met R. Feith) Bijdragen tot bevordering der Schoone Kunsten en Wetenschappen, Amst. 1793-1796. 8o. 3 deelen.
Lofreden op H.A. Schultens, openlijk uitgesproken te Leyden, Amst. 1794. 8o.
(Met R. Feith) Ode aan R.J. Schimmelpenninck, in Mei 1805. Amst. 1805. 8o.
(Met M. Siegenbeek) Euterpe, een Tijdschrift ter bevordering van fraaije Kunsten en Wetenschappen, Amst. 1810. 8o. 2 stukk.
Verhandeling over het herdersdicht, 's Hage 1813. 8o. In 1791 met goud bekroond door het Leidsche taal- en dichtgenootschap: Kunst wordt door arbeid verkregen, doch eerst in 1813 door de Hollandsche maatschappij van fraaije letteren, kunsten en wetenschappen, in het 2de deel harer werken uitgegeven.
In 1789 ging de Nederlandsche Bibliotheek van Petrus Hofstede, onder den naam van Vaderlandsche Bibliotheek, aan het bestuur van Kantelaar over, doch reeds in 1790 deed hij als zoodanig vrijwillig afstand, met een berigt aan het publiek, opgenomen in den Algemeene Konst- en Letterbode (1790, 4de deel bl. 144), waarin hij tevens verklaart de schrijver te zijn van de recensien van de Biddagsreden en van de Apologie tegen de Schrijvers der Vaderlandsche Bibliotheek, uitgegeven door P. Hofstede. 's Mans vrije, milde en tot verdraagzaamheid opwekkende denkwijze is bovenal te ontdek-