verlaten. Hij kwam alzoo in 1793 te Amsterdam terug en vestigde er zich voor goed, zich bezig houdende met schilderen van portretten, zinnebeeldige en historische ordonnantiën, landschappen, stadsgezigten en decoratiewerken. In 1802 behaalde hij den hoogsten prijs bij de maatschappij Felix Meritis op eene historische teekening, voorstellende: Debutade, haars minnaars profiel afteekenende. De tijd van zijn overlijden is ons niet bekend. Hij leefde nog in 1840 en was lid der koninklijke academie van beeldende kunsten te Amsterdam. Zijne afbeelding ziet het licht in het bekende werk van J.E. Marcus, door H.W. Caspari.
Gedurende geruimen tijd tot aan 1840, toen zijn gezigt hem niet meer toeliet te schilderen, vond men op verscheidene tentoonstellingen van 's mans verdienstelijk werk, terwijl hetzelve ook in sommige kabinetten wordt aangetroffen. Van zijne kunstwerken zijn eenige in plaat gebragt, waaronder de portretten van den voortreffelijken acteur A. Snoek en diens zuster de verdienstelijke actrice, toen gehuwd met Kamphuyzen's broeder, die volgt; zinnebeeldige voorstellingen op de godsdienst en de rede; de terugkomst van prins Willem de Scheveningen in 1813 en vier stuks uit den veldslag van Waterloo.
Zie van Eynden en van der Willigen, Geschied. der vaderl. Schilderk. D. III. bl. 101-103, Aanhangs. bl. 196; Immerzeel, Lev. en Werk. der Kunstsch.