[Laas Jongema]
JONGEMA (Laas), wiens eigenlijke naam Walta was, doch wiens grootvader en vader den naam van Jongema hadden aangenomen, werd in het midden der zestiende eeuw geboren en was in zijnen jeugdigen leeftijd een ijverig voorstander van de vrijheid. Hij was, ten gevolge zijner deelneming aan het verbond der edelen, genoodzaakt te vlugten en zich buiten 's lands op te houden, totdat de zaken eenen gunstigen keer hadden genomen. Maar ook toen stond hij de goede zaak met ijver voor, werkte om Friesland voor den prins te winnen, was een wakker tegenstander van de slinksche bedoelingen van den graaf van Rennenberg en bevorderde tevens het sluiten der Utrechtsche Unie. In 1585 was hij een der gezanten, welke naar Engeland vertrokken, om aan koningin Elizabeth de opperheerschappij dezer landen op te dragen. Hij had vervolgens zitting in het collegie van Gedeputeerde Staten van Friesland, en werd in 1607 naar den Haag afgevaardigd ter vereffening van geschillen in dat collegie ontstaan, waarmede de algemeene Staten zich bemoeid hadden. De tijd van zijn overlijden is niet bekend. Hij leefde nog in 1620 en was toen ontvanger-generaal van Friesland. Zijne vrouw, Luts Aylva, schonk hem tien kinderen. Later hertrouwde hij met Habel Herema. Een van zijne zonen volgt; een ander, Frans genaamd, was raadsheer in het Hof van Friesland.
Zie Bor, Ned. Oorl. B XX. bl. 63; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. VIII. bl. 90; te Water, Hist. van het Verb. der Edel. D. II. bl. 487-489, D. III. bl. 546; Scheltema, Staatk. Nederl.