[Edo of Aede Hessels Jongema]
JONGEMA (Edo of Aede Hessels) nam, even als zijne bloedverwanten, een belangrijk deel aan de onlusten in Friesland voorgevallen, en was om zijne wijsheid en bekwaamheid zeer gezien. Het was zijn streven om de rampen, die zijn vaderland troffen, zooveel hij kon te leenigen en weg te nemen. Hij ontzag zich ook niet om de wapens op te nemen om gepleegd geweld te gaan straffen. Zoo zien wij hem in 1482 tegen Wybe Jarichs Jelkama optrekken, om de door hem veroverde Heslinga-stins weder meester te worden. Toen de hertog van Saksen in 1498 door de Schieringers als heer van Friesland was aangenomen, stelde hij, op aanzoek van die van Sneek, nog pogingen in het werk om diens naderende magt tegen te houden, doch te vergeefs. Na de huldiging van dien vorst, handelde hij met den hertog van Bourgondië; deze handel liep evenwel te niet en hij keerde naar Friesland terug, waar wij hem op verschillende landsdagen aantreffen.
Hertog George van Saksen, in 1504, het leenstelsel in Friesland willende invoeren, was Jongema de man, door wiens stoute tegenstand die invoering geen plaats had. Aan de handelingen daarover maakte hij voor goed een einde door zijn merkwaardig gezegde: wij Friesen witte fen nin lien to sizzen. Hij stierf in 1536 na tweemaal gehuwd te zijn, eerst aan Saeck Eminga en daarna aan Ael Heemstra, bij wie hij twee dochters naliet. Hij was een geleerd man, uit wiens aanteekeningen de geschiedschrijver Winsemius geput heeft voor de vermelding der gebeurtenissen van Jongema's tijd, die hij in het oud Friesch beschreven had.
Zie Suffridus Petrus, de Script. Frisiae, p. 113-115; Gabbema, Verhaal van Leeuwaarden, bl. 120, 207, 209, 210; Sjoerds, Beschr. van Friesl. D. I. bl. 28; Paquot, Mémoires, T. I. p. 407; Scheltema, Staatk. Nederl.; Friesche Volks-Alm. 1836. bl. 76; de Vrije Fries, D. VII. bl. 26-29; Mr. A. van Halmael Jr., in zijne verhandeling: Aedeo Aedes Jonghama, geplaatst in Schull en van der Hoop, Bijdragen tot de boeken en menschenkennis, D. IV. St. III. bl. 151.