[Ludolf de Jong]
JONG (Ludolf de), wiens naam ook wel eens de Jongh en ook wel de Jonge gespeld, en wiens voornaam ook wel eens in Lieven veranderd wordt, werd te Overschie geboren en had tot vader een leerlooijer en schoenmaker, die zijn zoon tot die vakken wilde opleiden. De jonge Ludolf wilde echter schilder worden, en zijn vader, eerlang naar Rotterdam verhuisd, moest, na lang tegenstand geboden te hebben, daartoe wel zijne toestemming geven. Hij kreeg dan het eerste onderwijs van Cornelis Saftleven, vervolgens bij Anthonie Palamadesz Stevens, te Delft, en eindelijk bij Jan Bylert te Utrecht. Na zich alreeds zeer bekwaam te hebben gemaakt, vertrok hij naar Frankrijk, vond er veel aanmoediging, en keerde, na een verblijf aldaar van zeven jaren, te Rotterdam weder. Zijne kunst werd daar hoog gewaardeerd. Hij schilderde portretten, schuttersstukken en fraaije kabinetstukjes met veldslagen, jagten, weiden met vee, enz., warm en aangenaam van koloriet en doorgaans vet in verw. Na zijn huwelijk met eene dochter van fatsoenlijken huize, werd hij majoor der stad, welke waardigheid hij bekleedde tot 1664 toen hij schout van Hillegersberg werd, waar hij in 1697 overleed. In het laatst van zijn leven, hoewel steeds met ijver werkende, schilderde hij voor zijn vermaak.
Het museum Boymans te Rotterdam bezit van hem eene schilderij voorstellende: Hoofdofficieren der schutterij te Rotterdam voor het oude stadhuis aldaar; in het verschiet de toren van de Fransche kerk
Op het 's rijks museum te Amsterdam vind men van hem:
Portret van den vice-admiraal Jan van Nes.
Portret van Aletta Ravensburg, echtgenoot van den vice-admiraal Jan van Nes.
Zie Immerzeel, Lev. en Werk. der Kunstsch.; Cat. der Schild. in het Museum Boymans te Rotterdam, bl. 21; Kramm, Lev. en Werk. der Kunstsch.; Dubourcq, Beschrijv. der Schild. op 's Rijks Museum te Amst. bl. 76, 77.