worden Caspar van Vosbergen, Adriaan Pauw en François van Aerssen, alle beroemde staatkundigen van dien tijd.
Op eene jaarwedde van negen duizend gulden, benevens vier duizend gulden tot zijne uitrusting, toog Joachimi naar Londen. Het zou ons te ver voeren hier alle zaken te vermelden of uiteen te zetten, waarin hij ten nutte des lands werkzaam was. Elders is zulks met meerdere uitvoerigheid door ons geschied, waar naar wij alsnu kunnen verwijzen. Onbetwistbaar groot zijn de diensten door Joachimi aan ons vaderland bewezen, en wel verdiend was de eere die men hem in 1646 door het slaan van eenen gedenkpenning bewees, waarop aan de voorzijde zijne afbeelding op 86jarigen leeftijd, en aan de andere zijde een toepasselijk opschrift te vinden zijn.
Gedurende een tijdvak van 22 jaren was Joachimi als gewoon gezant der republiek aan het Engelsche Hof werkzaam, totdat hij, ten gevolge der staatsgebeurtenissen, in de herfst van 1650 Engeland moest verlaten. Later wilde men hem andermaal die betrekking opdragen, doch hij bedankte daarvoor, uit hoofde van zijne hooge jaren. Hij leefde vervolgens in rust in het vaderland, tot dat hij den 17den Mei 1654, in den ouderdom van 94 jaren, ontsliep en te Goes werd begraven.
De afbeelding van Joachimi ziet het licht. Een portret door Mierevelt geschilderd en door T. Matham gegraveerd (Aetatis 77. A. 1638) zonder naam, met omschrift: Nocuit differre paratis, wordt ten minste algemeen voor zijne afbeelding gehouden. Hij was gehuwd met Adriana Huyssen, die in 1636 overleed en te 's Hage begraven werd. Hij verwekte bij haar twee dochters; Martina, gehuwd met Jacob Muys van Holy, en Isabella, gehuwd met François van der Burgh Janszoon, burgemeester van Dordrecht.
Zie Aitzema, Saken van Staat en Oorl., D. I. bl. 671, I187, D. III. St. I. bl. 463, St. III. bl. 537, 538, D. IV. St. I. bl. 278, St. II. bl. 218, 221, 222, 223, D. V. bl. 245, 252, 331, 475, 607, 718-741, D. VI. bl. 66-77, 620-624, 683, 688. D. VII. bl. 154; van Loon, Beschrijv. der Ned. Historiep. D. II. bl. 165, 233, 281, 296, 297, 337; Balen, Beschrijv. van Dordr., bl. 1137; Hoogstraten, Woordenb. D. II. bl. 436; de la Rue, Staatk. en Heldhaft. Zeel. bl. 59-65; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. X. bl. 427, 493, D. XI. bl. 21, 261 299, 374-378, D. XII. bl. 33, 37, 206, 210; van Wijn, Bijv. en Aanm., D. X. bl. 25. D. XI. bl. 13, 31, 32; Kok, Vaderl. Woordenb.; Scheltema, Rusl. en de Nederl. D. I. bl. 82-93; Dezelfde, Peter de Groote, D. II. bl. 131; Scheltema, Staatk. Nederl.; Nijhoff, Bijdr. D. III. bl. 3; Vreede, Nederl. en Zweden, bl. 154; Beijerman, in de Vaderl. Letteroef. 1844. No. 10; van Harderwijk in den Zeeuwsche Volks-Alm. 1846, bl. 20-38;