[Jeroen]
JEROEN was afkomstig uit Schotland en uit adelijk bloed gesproten. Zijn deugdzaam gemoed dreef hem het christendom te verkondigen. Tot priester gevormd, begaf hij zich naar Friesland en bekeerde er velen. Onder de plaatsen die hij in Holland bezocht was ook Noordwijk. Daar viel hem den martelkroon ten deel. Toen omstreeks het jaar 837, of volgens anderen in 847 of 856, de Noormannen op onze kusten geland waren en allerlei verwoestingen werden aangerigt, maakten zij zich ook van den priester Jeroen meester en trachtten zij te vergeefs hem door allerlei pijnigingen tot het hulde doen aan de afgoden over te halen. Hij bleef aan het christendom getrouw en ging den marteldood getroost te gemoet. In de Chronyk van Johannes a Leydis, waar het verhaal van zijnen dood voorkomt, worden verscheidene Bijbelplaatsen opgenoemd, die hij, in het midden van het soort van verhoor dat hij onderging, zijnen regters voorzeide.
Ten tijde van graaf Dirk II is het gebeente van Jeroen op eene toevallige wijze teruggevonden. Zijne overblijfselen werden daarop, op last van gemelden graaf, in overleg met den Utrechtschen bisschop, na het houden eener driedaagsche vaste, door de tot dat einde bestemde geestelijken, onder het zingen van psalmen en liederen, op eene statige wijze van Noordwijk langs het strand naar de abdij te Egmond gevoerd, en daarna op nieuw begraven. Het hoofd, zegt men, zou te Noordwijk gebleven zijn en een gedeelte van den voorarm, die thans in de R.K. Kerk aldaar, welke aan St. Jeroen gewijd is, in zilver gevat, nog bewaard wordt. 's Mans gedachtenis wordt bij de Katholieken den 11den Augustus gevierd. Ook de tegenwoordige Hervormde kerk te Noordwijk was vóór de hervorming aan St. Jeroen gewijd. In vroegeren tijd vond men aan deszelfs verhemelte nog eenige overblijfselen van schilderwerk, waarin de marteldood van Jeroen werd afgebeeld, welk schilderwerk door Jacob Corneliszoon vervaardigd was.
Zie J. a Leydis, Chron. Lib. V. Cap. 34, Lib. VII Cap. 2, 22; van Loon, Aloude Holl. Hist. D. II. bl. 64, 161; Wa-