Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 9
(1860)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 131]
| |
ren, die zich, door zijne meermalen betoonde onverschrokkenheid, eenen naam verwierf in den oorlog van onzen staat tegen Engeland, in 1782 en 1783. Ter belooning van de door hem, als luitenant, betoonde dapperheid, was hem het bevel over het schip de Vlissinger opgedragen. Den 9den April 1782 liep hij voor het eerst met hetzelve uit, en keerde, na ruim eene maand in zee geweest te zijn, terug, hebbende gedurende dien tijd niet minder dan elf prijzen gemaakt. Verschillende vijandelijke koopvaarders werden vervolgens nog door hem vermeesterd, en het was alleen aan zijne beradenheid en de snelheid van zijnen bodem te danken, dat hij dikwijls aan de vervolgingen des vijands ontsnapte. In de herfst van genoemd jaar wederom uitgegaan, veroverde hij den 14den October eene Engelsche barkentijn, en bragt die behouden te Cherburg binnen. Hij liep vervolgens de baai van Torbay in, vermeesterde eenen anderen koopvaarder in het gezigt van twee aldaar liggende oorlogschepen, zeilde onverschrokken met zijnen buit door een vijandelijk eskader van twaalf oorlogschepen, stevende, nadat hem die koopvader door een koningsfregat ontnomen was, op nieuw naar de Engelsche kust, viel op twee sloepen aan, die het op strand zetten, bragt de geheele kust in rep en roer, en veroverde eene brik, die hij te Havre binnen bragt. In Januarij 1783 andermaal uitgeloopen, veroverde Jarry vijf prijzen, waarvan vier door hem opgezonden werden en in behouden haven kwamen, doch de vijfde geraakte vast op de kust. Zich veel moeite gevende het schip te redden, ontdekt hem een koningskotter, die hem achterhaalt en met wien hij in een hevig gevecht geraakt. Reeds neigde de overwinning, na eenen hardnekkigen strijd, naar de zijde van den vijand, toen bovendien een Engelsch fregat tot bijstand van den kotter kwam opdagen. Nu begreep Jarry dat het, wilde hij zijn volk niet aan eenen gewissen dood blootstellen, tijd was de vlag te strijken. Reeds was het teeken van overgave gedaan, toen de kotter nog eene laag met schroot gaf, waarbij Jarry eene wonde kreeg, die, na twee smartelijke dagen, een einde aan zijn leven maakte. Meer dan vijftig prijzen had Jarry op den vijand veroverd en altijd blijken van onverschrokken dapperheid gegeven. Diep betreurd werd hij door zijne reeders en manschappen. De eersten gaven hem van hunne hoogachting een bewijs, door aan hem eenen eeresabel, versierd met het wapen der stad Vlissingen, te schenken. Zijne afbeelding ziet het licht. De dichter Bellamy vereeuwigde, in zijne Vaderlandsche Zangen, den man, die voor zijne stadgenooten zoo dikwerf het leven gewaagd had.
Zie Verv. op de Vaderl. Hist. van Wagenaar, D. IV. bl. 347, 348, D. VI. 138-140; de Jonge, Geschied. van het Ned. Zeewez. | |
[pagina 132]
| |
D. VI. St. I. bl. 157-160, door ons hier gevolgd; Muller, Cat. van Portr. |
|