[G.J. Jacobson]
JACOBSON (G.J.) maakte in 1801 met H. Aeneae en H. van Royen den raad van Marine uit, aan wien de zorg voor het zeewezen was opgedragen. Hij was ook lid der commissie, die met het Fransche bewind eene overeenkomst sloot, omtrent de gewapende vloot door de Bataafsche Republiek naar Frankrijk te zenden, tot eene landing in Engeland in 1803. Later werd hij benoemd tot voorzitter eener staatscommissie onder koning Lodewijk, ingesteld tot het ontwerpen van een strafwetboek voor 's lands zeemagt. Hij was waarschijnlijk niet dezelfde met dien Jacobson, die in den ongelukkigen zeeslag onder den admiraal de Winter, in October 1797, als kapitein-luitenant het bevel voerde over de Cerberus van 68 stukken, en beschuldigd werd van, na een zeer kort gevecht met een vijandelijk schip, de linie verlaten en verder niets gedaan te hebben om den door de vijanden benaauwden admiraal te hulp te komen.