[F.J. de Jacobi]
JACOBI (F.J. de), geboren te Maastricht in 1772, omhelsde reeds vroeg den krijgsmansstand en trad in 1782 als kadet-volontair in dienst bij het regiment infanterie van Somersdijk. In 1791 tot luitenant bij het regiment dragonders van Hessen-Kassel benoemd, woonde hij in 1793 de belegering van Maastricht, alsmede in dat jaar en het daarop volgende de veldtogten in Vlaanderen en Brabant tegen Frankrijk bij. In Augustus 1793 werd hij te Fourcoing, bij het doen eener charge, zwaar gewond door een geweerschot in de borst, en in 1794 was hij wederom bij de belegering van Maastricht. In 1795 nam hij bij de zamenstelling van het Bataafsche leger zijn ontslag en vervoegde zich in Duitschland bij de vereeniging van troepen, onder het kommando van den prins van Oranje. In 1799 werd hij bij het korps Hollandsche troepen in Engelsche dienst overgeplaatst, en in 1802 als kapitein daarbij bevorderd, keerde hij, na het ontslaan van dit korps, naar het vaderland terug. In 1814 woonde hij als ritmeester bij het regiment huzaren, onder bevel van den luitenant-kolonel Boreel, de belegering van Bergen op Zoom bij, en als majoor bij dat zelfde regiment nam hij deel aan den veldtogt van 1815 in Frankrijk, en ontving in het voor onze wapenen zoo roemrijk gevecht bij Quatre-Bras eene zware wonde door eenen sabelhouw over het linker oog en neus, alsmede een lanssteek in den regter arm. Daarvoor verkreeg hij het ridderkruis der Militaire Willemsorde 4de klasse en werd hij tot luitenant-kolonel der huzaren bevorderd, in welke betrekking hij gebleven is tot 1824, als