ook het schip des vijandelijken admiraals aangevallen, doch deze het lot van zijnen vice-admiraal ziende, verdedigde zich niet eens. Zijn volk sprong over boord, en alzoo was dit schip ook spoedig genomen. Sommige schrijvers nu melden dat, gedurende den strijd, het vice-admiraalschip in brand geraakte, en dat die zoo hevig toenam, dat het bootsvolk den reeds veroverden prijs begon te verlaten. Ita dit ziende zou met den degen in de vuist toegeschoten zijn, en de vlugtenden weder naar boord van den Spanjaard hebben gejaagd, de boot doen afsteken en met de woorden ‘blusschen of vergaan’ het scheepsvolk genoodzaakt hebben den brand te bedwingen om het schip te redden. De waarheid van dit verhaal is niet bewezen. Integendeel blijkt het, dat het vice-admiraalschip, nadat men er de lading had uitgehaald, nog vast zat en vol water liep, waarom men er toen den brand in stak. Ook het admiraalschip werd om deszelfs ontredderden toestand mede verbrand.
Eene kostbare lading van indigo, huiden, salsaparilla wortel, balsem, gember en ongemunt zilver viel den onzen in handen. Het zwaar geteisterde schip de Leeuwin werd behouden, en hierop zetten de onzen koers naar het vaderland. Vooraf hield men den 16den Augustus eenen dankdag over de gansche vloot wegens de behaalde overwinning, en in het begin van October kwam men behouden op vaderlandschen bodem aan.
In het jaar 1629 was Ita admiraal der vloot die de Westindische Maatschappij naar Brazilië zond, onder Hendrik Loncq. Op dezen togt werd Olinda of Fernambucq, ennog meer sterkten daar te lande, veroverd. In het volgende jaar diende hij de Maatschappij in Westindië, deed nog andere togten, van waar hij op het laatst van 1630 met eenige schepen terug kwam. Na dien tijd word zijn naam in de geschiedboeken niet meer vermeld. Zijne dochter, Johanna, was de tweede vrouw van Cornelis Evertsen, de oude, luitenant-admiraal van Zeeland.
Zie de la Rue, Staatk. en heldh. Zeeland, bl. 187-190; (van den Bos) Lev. en daden der Zeeheld. D. II. bl 72; Neêrl. heldendad. ter zee, D. I. bl. 297; van Kampen, Vaderl. Karakterk. D. II. bl. 140; van der Aa, Herinner. D. I. bl. 250; de Jonge, Geschied. van het Ned. Zeewez. D. I. bl. 316, 379; Swalue, de daden der Zeeuwen enz. bl. 201, 271, 288, 290, 296.