[Baerte van Idzaerda]
IDZAERDA (Baerte van) was de zoon van Haicko Meinis en Imck Rommarts, en werd, in 1528, waarschijnlijk in het dorp Ter Idzert, waarvan hij zijn naam had, geboren. Voor regtsgeleerde opgeleid, verkreeg hij den doctoralen graad, teekende het verbond der edelen, en zag zich bij de oprigting van het collegie van Gedeputeerde Staten van Friesland, in 1572, tot een van deszelfs leden aangesteld. Als zoodanig was hij de zijde van den prins van Oranje toegedaan, en een der eersten in Friesland, die den grondslag der vrijheid aldaar gelegd hebben. Hij stond tevens in zoo groot aanzien, dat in den twist tusschen Joost van Schouwenburg, stadhouder van Friesland, en Dirk van Bronkhorst, heer van Nedermormter, hij mede tot scheidsman werd aangesteld. Eerstgenoemden bleef hij een voornaam raadsman, die hem in het nieuw opgerigte Hof van Friesland tot raadsheer aanstelde, in welke waardigheid hij in 1578 hersteld werd. Hij werd in dat jaar met Douwe Sixma wegens Friesland afgezonden om de Unie van Utrecht te sluiten, en teekende dezelve ook op den 23sten Maart van dat jaar. Hij kreeg in 1580 last om het kasteel van Staveren te doen slechten, kantte zich zonder schroom tegen de verraderlijke poglngen van den graaf van Rennenberg, en werd in 1589 tot raad in het Hof van Friesland benoemd. Zijne bekwaamheden als zoodanig werden niet miskend, daar hij in 1602 met Gellius van Hillema benoemd werd tot het zamenstellen van de eerste lands-ordonnantie. Hij stierf den 14den Mei 1603 en werd in de kerk van het dorp Ter Idzert, in welks nabijheid hij woonde, begraven en zijn grafzerk met een opschrift voorzien. Hij was gehuwd met Magdalena Rommarts, weduwe van Jakob Franszen, die den 9den Mei 1584 overleed, na hem te hebben
geschonken een zoon, die volgt, en drie dochters, waarvan Imck gehuwd was met den vermaarden Johan van de Sande, en Tintje met Hessel Bootsma, grietman van Idaarderadeel.