rijmpjes van Maria voorkomen, meest uit het Latijn, dat zij even als het Grieksch schijnt te hebben verstaan. Zij hield haar verblijf te Schoonhoven, gelijk uit de geestige opdragt aan Sybilla van Griethuysen, die mede nu en dan de lier handteerde, blijkt. Zij had de vorming van haren stijl geheel aan het lezen van Vondel te danken, zonder dat zij daarin eenig onderrigt bekwam, hetgeen doet vermoeden, dat zij verre maagschap van Zacharias en Peter was.
Zie van der Aa, Nieuw Biogr. Anth. en Crit. Woordenb., D. IV. bl. 224; M. Siegenbeek, Beknopte Geschied. der Ned. Letterk., bl. 209; Collot d'Escury, Holl. roem in Kunst. en Wetens., D. IV. St. I.A. bl. 320-323; Navorscher, D. IV. bl. 140, 141; Bibl. Visscher, bl. 59.