[Boutzon le Heu]
HEU (Boutzon le), ‘tappitzier’ en ‘afsetter van tappitzerie, een goet werck gheselle van zijn hantwerck,’ vluchtte uit Doornik, om des evangeliums wille, naar Antwerpen, om aldaar Gods woord in de Waalsche gemeente vrijelijk te hooren. Met Anthonio Verdickt van Antwerpen naar Brussel reizende, werden beide gevangen genomen, naar Antwerpen teruggevoerd en in Januarij 1559 onthoofd. Hij was een opregt, goed, godvruchtig en geduldig man, die dikwerf plagt te zeggen: ‘o hoe gheluckigh soude ick zijn, dat mij de Heere tot een ghetuyghe zijnder waerheijt riepe, wat grooter eere soude mij dan van God geschieden.’
Zie Haemstede, Hist. der Martelaren, (Anno 1566) bl. 540; Kist en Royaards, Kerk. Archief, D. VI. bl. 85.