Hij toonde zich niet slechts in dit werk, maar ook in zijne dogmatiek, een historisch-grammatikaal exegeet. Ook buiten zijn eigenlijke werkkring was Hesselink nuttig ter aankweeking van kunsten en wetenschappen. Ook beoefende bij de Nederlandsche letterkunde, blijkens zijne Hollandsche dichtmaat en prosodie toegepast op het rythmus en metrum der ouden, in Felix Meritis voorgedragen en te Amsterdam 1808 gedrukt. Als christen was hij verdraagzaam en verlicht, als mensch nederig en hulpvaardig. Hij beijverde zich de verbroedering der gemeenten en de oprigting der algemeene doopsgezinde societeit, die in 1811 tot stand kwam, te bevorderen, en zijn overlijden (7 November 1811) was een ramp voor de wetenschap in het algemeen en zijn genootschap in het bijzonder. Zijn portret vindt men voor zijn Uitlegk. Woordenb.
Behalve de in den tekst genoemde werken schreef hij:
Hydrostatische verhandeling over de stelling: Vloeistoffen wegen in gelijksoortige vloeistoffen. Amst. 1807, gr. 8o.
Verhandel. over den invloed van het burgerlijk bestuur op zaken van godsdienst, door Teyler's Genootschap bekroond, in Werken van Teyler's Godgel. Genoots., D. XVII.
Verhandel. over de begrippen die de schrijver van den brief aan de Hebreën had aangaande het hoogepriesterschap van Jezus Christus, als boven, in Werken van Teyler's Genoots. voor 1798, 2de stuk.
Zie R. Koopman, Hulde aan G. Hesselink, Amst. 1812; Ypey, Geschied. der Christ. Kerk in de 18de eeuw, D. IX. bl. 174; S. Muller, Geschied. van het onderwijs in de Theologie bij de Ned. Doopsgez., bl. 56; Blaupotten Cate, Geschied. der Doopsgez. in Holland, D. II. bl. 18, 21, 104, 127, 129, 162, 181; Biogr. Univ., T. XX. p. 328; Jaarb. der Doopsgez. voor 1837; Werken van Teylers Genootsch. D. I. en VII.; Tideman, de Remonstr. Broederschap, bl. 20; Clarisse, Encyclop. Theol., p. 356, 459; Glasius, Godgel. Nederl. o.h.w.; Kunst- en Letterbode 1812; van Cleef, Naaml. van Boeken, bl. 248; Cat. der Maatsch. van Ned. Letterk., D. I. bl. 204; Cat. Visscher, p. 69.