Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Eerste stuk

[Hennequin]

HENNEQUIN, uit Luik, een voornaam beeldhouwer, die in de tweede helft der XIVde eeuw in Frankrijk bloeide en belangrijke werken vervaardigde.

Zie Le Comte de Laborde, Les Dues de Bourgogne etc., In-

[p. 601]

troduction, p. XXII; Kramm, Levens der Hollandsche en Vlaamsche Kunstschilders. D. III. bl. 678; Zie over het geslacht der Hennequins gekomen uit Vlaanderen, dat zich te Troyes in Champagne nederzette, van waar deszelfs takken (Blanchard vermeldt 17 stamtakken) zich in verschillende plaatsen van Frankrijk en inzonderheid binnen Parijs verspreidden; behalve Moreri en Hoogstraten, Blanchard, Les Présidents a mortier du Parlement de Paris depuis 1331, Paris, 1647, in fol.; Le Long, Bibliothéque de France, T. III. N. 32928; Schotel, Geschied- en Letterk Uitspann., bl. 108, 109; Le Carpentier, Histoire de Cambrai; Navorscher, D. II bl. 154, D. III. bl. 175, D. VIII. bl. 263, Bijblad, 1853, bl. CXXXIII; 1854, bl. LXXXI.