gevaar ziende, sloten eene overeenkomst met hen, onder voorwaarden van hen eenige landerijen aftestaan en den gemeenen vijand steeds te zullen weren. Zij verbreken echter de belofte, nemen onverhoeds Vortigern gevangen, verzoenen zich met de Picten, trekken over den Humber en verwoesten alom het land. De Britten roepen hierop Ambrosius Aurelius, wiens vader en broeders vroeger door Vortigern waren ter dood gebragt, en die toen uit het rijk was gevlugt, terug. Deze stelt zich aan hun hoofd, vereenigt zich met de Schotten en zegepraalt in drie veldslagen over Friesen en Saksen. Nog eenmaal wagen dezen, door nieuwe hulpbenden versterkt, een inval in Cumberland; doch ook hier werden zij verslagen, Hengist zelf gevangen en de meesten der Friesen gedood. Die zich door de vlugt konden redden, namen onder het beleid van Hengist's zoon Occo, en zijn neef Horsa de wijk naar de grenzen van Schotland, waar zij zich nestelden en sedert zijn gebleven.
Zie Rapin Thoyras, Abrégé de l'Histoire d'Angletorre, Vol. I. p. 8; A History of England in a series of lettres from a Nobleman to his son, Vol. I. p. 25; Suffr. Petri, Orig. Fris. L. II. C. 5; F. Sjoerds, Friesche Jaarboeken, D. I. bl. 270; Beda, Hist. Eccl., L. I. C. 14; van Loon, Aloude Holl. Hist., D. I. bl. 236; v.d. Bergh, Nederl. Volks overlev., bl. 43, 136.