ingesteld, die in het choor en in de Zondaagsche kerkdienst moeesten onderhouden worden. Toen de raad van Amsterdam een ordonnantie had gegeven tegen de heimelijke huwelijken, die door de gierigheid des dekens in zwang waren gekomen, keurde Hendrik die af en dagvaardde den raad te Utrecht; doch deze leverde zijne klagten in bij keizer Karel V, dat hij om een regtvaardig plakkaat buiten zijn gebied was gedaagd tegen de vergunning van paus Leo X, waarop de keizer den raad onder zijne bescherming nam; een brief aan den bisschop en diens raadslieden zond en hen voor zijnen raad te 's Hage daagde. Een inval van den hertog van Gelderland in het Sticht en de verjaging van den bisschop, had ten gevolge dat hij het tijdelijk bewind over zijn bisdom aan keizer Karel, als hertog van Brabant en graaf van Holland overgaf, terwijl hij voor zich en de bisschoppen, zijne nazaten, alleen de kerkelijke magt en het kerkelijk regtsgebied behield. Deze overgave geschiedde den 21 October 1528 en werd den 20 Augustus 1529 door paus Clemens VII bekrachtigd. Henricus heeft in laatstgenoemd jaar ook van het bisschoppelijk bewind van Utrecht afstand gedaan, en is daarna tot bisschop van Worms gekozen en tot bisschop van Frisingen aangesteld. Hij is den 11 Julij 1552 overleden.
Zie Suffridus Petrus, Appendix Chron. Ultraj.; Joh. de Beka, p. 162; Henricae ab Erp., Annales Vernaculae ap. Matthacum Anal. vet. aevi, T. I. p. 100, 103; Hoynck van Papendrecht, Anal. Belgic., T. III. P. I. p. 5, 7; Miraeus, Dipl., T. I. p. 600, 603; Slichtenhorst, Geld. Geschied., (Register); Batavia Sacru, p. 230; H. van Heussen en H. van Rhijn, Korkel. Oudh., D. I. bl. 325, volgg.; Wagenaar, Vad. Hist., D. IV. bl. 447, 468, 473, 479, 495, D. V. bl. 131; van Gils, Katholyk Meyereysch Memorieboek, bl. 28; J.A. Coppens, Nieuwe Beschr. van het bisdom van 's Hertogenbosch, D. I. bl. 144; Scheltema, Staatk. Nederl., D. I. bl. 450; van der Chijs, de Munten der Bisschoppen van Utrecht, bl. 251-259.