Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Eerste stuk
(1867)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 544]
| |
Tiberius Hemsterhuis en Cornelia Maria de Wilde, werd tegen of in het begin van 1722 te Franeker geboren. Van zijne eerste levensjaren is niets bekend. Wij weten alleen dat hij zich in vroeger jaren te Leiden ophield en vervolgens naar 's Hage vertrok, waar hij eenigen tijd den post van eersten kommies van staat bekleedde en vervolgens in zomermaand 1790 stierf. Hij beoefende inzonderheid de wijsbegeerte van Socrates en bediende zich in zijne werken voornamelijk van den levendigen vorm van gesprekken. Johann Forster zegt in zijne Ansichten vom Niederrhein van hem: ‘Wanneer het nog eenig bewijs behoeft, dat fijnheid van gevoel, rijkdom en keur van denkbeelden, beschaafde smaak, vereenigd met vaardigheid en het fijne stekelachtige van echt vernuft, eene opgeklaarde, warme wijsbegeerte en het dichterlijk tooisel eener alles verjongende verbeeldingskracht, niet aan een oord der wereld verbonden zijn, dan zoude ten minste een man als deze, het bewijs opleveren, dat Holland onder het getal der landen behoort, waar de edelste krachten en de teederste vatbaarheden der menschelijke natuur zich ontwikkelen en de rijpste vruchten kunnen voortbrengen.’ Zijn eerste werk was Lettre sur la sculpture, in 1765 te 's Hage opgesteld en in 1769 in 4o. te Amsterdam gedrukt. ‘Il y cherche,’ schrijft De Gerando, à puisser dans les facultés de l'ame le principe des beaux arts; l'ame veut avoir la plus grande étendue d'idées dans le moins de temps possible; son essor est maitrisé par les organes du corps, qui la soumettent à la succession du temps et à la division des parties; les arts du dessin satisfont au besoin de l'ame en même temps, qu'aux conditions des organes.’ Een jaar later verscheen Lettre sur les désirs, als vervolg van den voorgaanden. ‘Il y a dans l'ame une sorte de force attractive, qui la porte hors d'elle vers l'idéal; une force étrangère et d'inertie combat ce noble élan: la première de ces deux forces tend à l'union, la seconde à l'isolement: la première est l'amour, principe de la vie morale et intellectuelle; la seconde est la personnalité.’ Hierop volgde in 1772 Lettre sur l'homme et ses rapports, eene inleiding tot de beide zamenspraken Sophyle ou la Philosophie en Aristée ou de la Divinité in 1778 en 1779 uitgegeven, waarin voornamelijk zijne denkbeelden over de wijsbegeerte in het algemeen zijn vervat, en waarvan Alexis ou de l'Age d'Or, Riga 1787, en Simon ou des Facultés de l'ame in 1787 opgesteld, doch na zijn dood in het licht gegeven, het slot zijn. ‘Dans ces quatre dialogues.’ schrijft De Gerando, | |
[pagina 545]
| |
‘Hemsterhuis a employé la méthode Socratique, qu'il affectionnait particulièrement, et dont il a fait un heureux usage. L'esprit de la philosophie de Socrate l'anime aussi: il en emprunte le but, celui de faire consister la sagesse à devenir meilleur, il soumet les systèmes métaphysiques au tribunal du sens commun; mais il se montre ensuite disciple et imitateur de Platon; avec lui, il porte et dirige vers l'idéal l'activité intellectuelle et morale de l'homme; avec lui, il se complaît quelquefois même dans les formes poétiques et quelquefois dans les allégories ou des hypothèses auxquelles on ne saurait dire s'il n'accorde pas une certaine réalité.’ Nog gaf Hemsterhuis bij zijn leven Lettre de Dioclès à Diotime sur l' Athéisme. Na zijn dood verschenen: Description philosophique du caractère de feu M. Fagel, 1773; Lettre sur une pierre antique du cabinet de Mr. F de Smeth, in 1762 geschreven. Aan dezen laatsten droeg hij zijne brieven sur la Sculpture en sur les Désirs en aan Fagel zijn brief sur l'homme et ses rapports op. Hij genoot ook de achting en het vertrouwen van de prinses Gallitzin, aan welke hij eenige zijner schriften, onder den naam van Diotime, opdroeg, en van den graaf van Fürstenberg, in welker beider gezelschap bij eene reis door Duitschland deed. Al de stukken zijn gezamenlijk onder den naam van Oeuvres philosophiques de Fr. Hemsterhuis in 1792, en vervolgens in 1809 te Parijs in 2 deelen, door Jansen uitgegeven, beide met vignetten door Hemsterhuis zelve voor de oorspronkelijke uitgave geteekend, versierd, ook voegde hij er een brief bij van Herder de l'amour et de l'égoisme, als vervolg op dien sur les désirs, en een ander van Jacobi aan den Hollandschen wijsgeer, met wien hij door naauwe vriendschap verbonden was. In 1825 bezorgde de heer Silvain van de Weijer te Leuven eene derde en in 1846 dr. L.S.P. Meyboom eene vierde uitgaaf, met den titel van Oeuvres philosophiques de François Hemsterhuis, nouvelle édition, augmentée de plusieurs pièces inédites, de notes et d'une étude sur l'auteur et sa philosophie, avec planches, vignettes et portraits, 3 vol. Leuwarde chez W. Eekhoff, 1846-1850. Halbertsma gaf in het eerste stuk van zijn Letterkundige Naoogst, Ébauché d'un avis du conseil d'État par F.H., en in het tweede Réflexions sur la République des Provinces Unies à Madame la Princesse de Gallitzin et à Monsieur le Baron F. de Furstenberg, en mr. M. des Amorie van der Hoeven, Ariste, ou le vrai ami (1850), waarover zie een stukje van J. van Vloten in Kunsten Letterbode 1850, p 306, en van Domela Nieuwenhuis, t.a.p. bl. 385. | |
[pagina 546]
| |
Hemsterhuis had uitgestrekte kundigheden en beoefende vooral de sterre- en wiskunde, had vele historische kennis; ook teekende hij voortreffelijk en bezat eene kostbare verzameling van gegraveerde steenen en voorwerpen van beeldhouwkunst.
Zie Saxe, Onom., T. VIII, p. 242; Nieuwenhuis, Woordenboek van Kunst. en Wetensch., o.h.w.; Biogr. Univers., T. XX. p. 46, 47; Chandon et Deladine, Nouveau Diet. Hist., T. VI. p. 143; De Crane, Bijzonderheden de familie Hemsterhuis betreffende, bl. 92; Konst- en Letterbode 23 Julij 1790, 1850 p. 39; van Kampen, Geschied. der Ned. Lett. en Wetensch., D. II. bl. 300-304, D. III. bl. 184; Immerzeel, Levens der Holl. en Vlaamsche Kunstschilders, o.h.w.; Collot d'Escury, Hollands roem, (Register); van Eynden in van der Willigen, Geschied. der Vad. Schilderk., D. II. bl. 152-154; Dr. P.H. Tydeman, Proeve eener Lofrede op Fr. Hemsterhuis, Leid, 1834; Dezelfde, Letter- en Geschiedk. Verzamel. van Biogr. Bijdragen, bl. 491, en andere schrijvers achter Meijboom's uitg. der Oeuvres philos. |
|