Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Eerste stuk
(1867)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 506]
| |
zich in 1542 bij het klooster Bethlehem, voor die stad, nedersloeg, en haar, in naam van den koning van Frankrijk, opeischte, daar hij wist, dat zij van alle bezetting ontbloot, en verlaten was door den burgemeester Jan van der Tommen, en door de weinige krijgslieden, welke de landvoogdes, onder George Rollin, graaf Coenraad Warneburg en Philip Dorlay derwaarts had gezonden. De raad antwoordde, dat hij slechts keizer Karel voor zijnen heer erkende en de overgaaf weigerde, doch door bange geruchten bevreesd gemaakt, besloot hij van Rossem met geld af te koopen, en kwam, na onderhandeling, eindelijk met hem voor 50,000 gouden leliën overeen, benevens zoo veel wijn en leeftogt, als van Rossem en Longueville met hunnen stoet noodig hadden. Reeds werd de wijn de poort uitgevoerd, toen de studenten achterdocht kregen, dat van Rossem de stad, onder de aflevering van het bedongene, zoude trachten te verrassen en het waren vooral Hugo Heltelius, Severinus à Feyla van Harlingen en Damianus à Goes, die hunne medestudenten overhaalden zulks te beletten. Zij sneden de strengen van den wagen, waarop de wijnvaten lagen, juist toen die in de poort was door, stopten hierdoor den doorgang, begaven zich naar de wallen, brandden de stukken geschut, die zich aldaar bevonden, op de Rossemschen los. Nu sloten zich ook anderen bij hen aan; zelfs vrouwen en jonge dochters van edelen huize bragten steenen, kogels en allerlei oorlogstuig bij, en allen stelden het zich ten pligt om den vijand te weerstaan, die niets dan bloedigen moord dreigde. Dezen loop van zaken had van Rossem niet verwacht, hij brak zijn leger op en Leuven was gered. De keizer beloonde de drie wakkere jongelingen met brieven van adeldom. Van Leuven begaf zich Heltelius naar Salamanca, waar hij zich vestigde en stierf. Hij was zeer ervaren in de Grieksche en Latijnsche talen en vertolkte Gregorii Nysseni Homilia in Christi Natalem & in B. Stephanum, Salamenticae 1553. 8o. Planisphaerium, Ibid. 4o., en Catena Graecorum Patrum in Esaiam Prophetam in het Spaansch.
Zie Sweertius, Ath. Belg., p. 353; Foppens, Bibl. Belg., p. 495; Mr. J.D.W. Pape, de Levensgeschiedenis van Maarten van Rossem, p. 70, 71. |
|