Toen namelijk Breda verrast was, kreeg Karel van Mansveldt van Parma last, om de vesting te hernemen. Te dien einde werden de naast omgelegene plaatsen bezet; doch te Zevenbergen hadden de Staten eene schans Noorddam geheeten, op welke Heldt, om zijn wakker gedrag bij de verrassing van Breda tot kapitein bevorderd, met zijn vendel in bezetting lag. In het water, 't welk de schans bespoelde, liet Mansveldt een groot schip leggen, gevuld met goede schutters. Stormbruggen en ander gereedschap werden aangevoerd, en in den nacht (11-12 Mei 1590) door zeven vuurmonden de borstweringen geheel weggeschoten. De vijand, naar het schijnt, weinig tegenstand hopende te vinden, had de vermetelheid, reeds nu den storm te wagen, maar werd teruggedreven. In den volgenden nacht werd het vuur hervat, met dat gevolg, dat er eene bruikbare bres geopend werd, terwijl de inspanning der belegerden, om de ontstane schade te herstellen, door het onophoudelijk schieten uit het boven bedoelde schip, zonder voortgang bleef. Nu scheen de kans schooner te staan tot het wel gelukken van den storm. Met de grootste verwoedheid werd dezelve herhaald; maar de vijand met bebloede koppen hebbende moeten afdeinzen, ondervond den volgenden dag, bij eene derde poging, eene derde teleurstelling. De heldhaftige verdediging kostte hem 800 man aan dooden, en het schip, 't welk in brand geschoten, met al dat er op was, een prooi der vlammen werd. De dappere Heldt verhief in 1595 te vergeefs alleen alom zijne stem tegen de overgaaf van Hulst. Twee jaren later (1597) sneuvelde hij voor Venlo, waartegen Maurits een mislukten aanslag deed.
Zie Bosscha, Neêrl. Heldend. te Land, D. I. bl. 289, 290, 333; Bor, Nederl Oorl., B. XXVII. fol. 24, B. XXXIV. bl. 19; van Meteren. Nederl. Hist., D. VI. bl. 385, 386; Navorscher, Jaarg. VI. bl. 205; van Goor, Beschryv. van Breda, bl. 153; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. VIII. bl. 434, 467.