Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Eerste stuk
(1867)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 367]
| |
vroeg in de krijgsdienst. Tot den rang van kolonel bevorderd, werd hij reeds op 25jarigen leeftijd vice-kommandant van Emden. Hij verliet echter, na den dood zijner eerste gade, de krijgsdienst, zette zich met der woon op Dotinga-state te Dronrijp neder en had vervolgens het bijzonder opzigt over de opvoeding van Johan Willem Friso. Hij vergezelde dien vorst in 1703 naar het leger en woonde met hem het gevecht bij Ekeren bij. Als staatsman verdient Heemstra niet minder lof. Gedurende een lange reeks van jaren was hij een der meest achtbare regenten van Friesland. Hij was burgemeester van Bolsward en bekleedde onafgebroken vele aanzienlijke commissiën, meestal binnen 's lands. Als voorstander en beoefenaar van letteren en wetenschappen, stond hij bij de geleerden bekend. Hij overleed te Oenkerk den 15den Januarij 1733 en was gehuwd eerst, in 1686, met Luts Upckesd. van Burmania, daarna, in 1694 met Catharina Johannesd. van Scheltinga, weduwe van Douwe Oenes Sirtema van Grovestins. Hij verwekte bij de eerste vrouw een zoon en eene dochter en bij de tweede twee zonen, die mede volgen.
Zie Scheltema, Staatk. Ned. D. I. bl. 459, 460; Stamboek van den Frieschen Adel, D. I. bl. 169, D. II. bl. 108; Kobus en de Rivecourt, Biograph. Handwoordenb. |
|