van het uitvoerend bewind der Bataafsche Republiek. Ongaarne aanvaardde hij die betrekking, doch de redenen door hem ingebragt om er van ontslagen te worden werden onvoldoende geacht. Op den 16den van genoemde maand werd hij in den Haag plegtig aangesteld, en op de aanspraak van den toenmaligen voorzitter der vergadering van Leyden gaf hij een welpassend antwoord, dat in zijn geheel in het Vervolg op de Vaderlandsche Historie van Wagenaar te vinden is.
Nog in genoemd jaar tot voorzitter van het uitvoerend bewind gekozen, had hij een belangrijk deel aan de destijds uitgevaardigde besluiten. In 1804 werd hij gekozen tot lid van het wetgevend ligchaam en in 1806 aangesteld tot ontvanger van het klein zegel te Amsterdam. Onder Napoleon bekleedde hij de belangrijke betrekking van regiseur van den tabak, en werd den 1sten Januarij 1814 hoofdontvanger der belastingen in de provincie Noordholland en Utrecht. Hij werd als zoodanig in 1820 gepensioneerd en overleed den 3den Mei 1833, zijnde gehuwd met Wijntje Vos, bij wie hij een zoon en twee dochters verwekte, van welke de jongste aan den minister I.J.H. Gogel (zie aldaar) is gehuwd geweest.
Van Hasselt wordt genoemd een man van strenge beginselen, naauwgezet in de vervulling zijner pligten, eenvoudig en matig in zijne levenswijze en van eene ongekreukte eerlijkheid. Bij vele andere bekwaamheden paarde hij eene groote liefde voor de dichtkunst en was hij, tot in de laatste jaren van zijn leven, een ijverig beoefenaar der teeken- en schilderkunst. Als dichter deed hij zich behalve door verscheidene proeven, nog bij zijne familie voorhanden, op verschillende tijden kennen. In 1787 was hij lid van het te Parimaribo gevestigd genootschap: de Surinaamsche lettervrienden, en werkend lid van het dicht- en letteroefenend genootschap te Amsterdam, bij welke laatste hij in genoemd jaar een zilveren eerprijs behaalde wegens zijne lierzang: de lof der Vaderlandsche zeevaart, en een accessit wegens eene cantate op hetzelfde onderwerp. Voorts gaf hij uit doch zonder naam:
Aan mijne veel gelievde Landgenooten en waarde Medeburgers, de in en opgezeetenen van het Dorp Hillegom, voorstanders en beoeffenaars van den Wapenhandel, toegezongen, Amst. 1785. 8o.
Abraham en Isaäc, Godsdienstig Schouwspel, gevolgd naar 't Hoogduitsch van J.C. Lavater, Amst. 1788. 8o.
Zie Vaderl. Hist. ten verv. op Wagenaar, D. XL. bl. 146, 160; van de Poll, Verzam. van vaderl. wetten en besluiten. bl. 101, 106 alwaar eenige verordeningen voorkomen door van Hasselt uit-