Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Eerste stuk
(1867)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 225]
| |
te Amsterdam, geboren, en was aldaar later architect en sedert 1777 directeur over de stads werken en gebouwen aldaar, welken post hij met lof bekleedde. Onder de door hem tot stand gebragte werken behoort het werkhuis. Hij was lid van de vierde klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut. Aan zijne teekening voor het te Soestdijk op te rigten gedenkteeken van Neêrlands dapperheid, te Quatre Bras aan den dag gelegd, viel de eer der bekrooning te beurt, even als aan zijn plan voor eene nieuwe akademie te Leiden, na den ramp van 1807. Hij overleed te Amsterdam den 3den (niet den 7den) Februarij 1820, en werd om zijne zeldzame bekwaamheden, en om zijne vaste beginselen van eerlijkheid en naauwgezetheid, welke geheel zijn leven en gedrag kenmerkten, zeer betreurd. Van hem ziet het licht: Memorie aan den Raad van Amsterdam nopens de werken die met de Amsterdamsche geoctroyeerde cement zijn gemaakt, Amst. 1796. 8o.
Zie Algem. Konst- en Letterb. 1816. D. II. bl. 28, 1820. D. I. bl. 82; Immerzeel, Lev. en Werk. der Kunstsch.; Muller, Cat. van boeken over Neêrl. waterst. bl. 50. |
|