hebber des veldtuigmeesters, en in 1561 tot wapenkoning en raadsheer der Gulden Vlies-orde.
Leveren de bovenstaande benoemingen ons reeds het bewijs van de groote bekwaamheden die de Hames bezat, niet minder bleken die later uit het aanzoek des Duitschen keizers aan de Nederlandsche landvoogdes gedaan, om de Hames aan hem af te staan tot bediening van het geschut in den oorlog tegen de Turken. Des keizers opperbevelhebber, de vermaarde Lazarus van Schwendy, wenschte niet minder dat de Hames hem in den aan te vangen veldtogt zou bijstaan. Ongaarne stond de landvoogdes hem af, maar moest toch eindelijk toegeven.
Inmiddels had de Hames getoond de Hervormde leer te zijn toegedaan. Bij den aanvang der beroerten in de Nederlanden was hij niet alleen een der eerste en ijverigste onderteekenaars van het verbond der edelen, maar ook een der hartstochtelijkste aanhangers der nieuwe leer.
Namens den prins van Oranje werd hij in 1566, met Jan van Marnix, heer van Toulouse, naar Antwerpen gezonden, om te bewerken dat de Hervormden zich voorloopig zouden vergenoegen met te mogen prediken in de nieuwe stad. Daar toonde hij zich, even als kort daarna, een ijverig beschermer hunner regten, en hij ontzag zich evenmin om te Antwerpen, versierd met het Gulden Vlies, hand aan hand te gaan met den heer van Toulouse, die den geuzen penning droeg, als te Brussel om de Hervormde burgers naar de preêk te geleiden.
Door dit laatste had hij wel de uitbarsting van erger tooneelen voorgekomen, maar ook den haat der landvoogdes zich op den hals gehaald. Daarom weigerde zij hem naar het Duitsche hof te zenden, omdat zij hem een erger lot had toebereid. Hare staatkunde raadde haar echter voor alsnog den zachten weg in te slaan, en liever de Hames te verwijderen, dan nu reeds eene poging te wagen om den, om zijne bekwaamheden als om zijne invloed, voor haar zoo gevaarlijken man te doen veroordeelen.
Niet dan ongaarne verliet deze het land. Hij vond voor zijne vrijwillige ballingschap geene vergoeding in zijne nieuwe krijgsdienst. Ook bij keizer Maximiliaan II, die tegen hem als Calvinist een zware grief had, vermogt hij geen goed te doen. Men wantrouwde hem en sloeg zijne gangen naauwkeurig gade. De Hames vroeg en kreeg zijn ontslag, maar bleef te Weenen, en leefde afgezonderd, ofschoon men pogingen aanwendde om hem daaruit te verwijderen. Eindelijk gelukte het te bewerken dat de