tot Nederduitsch predikant te 's Gravendeel beroepen. Hij toonde zich daar in het verkrijgen van een nieuw tempelgebouw een ijverig en vermogend verzorger van de belangen der gemeente, maar ook een warm verdediger van de leer der Hervormde kerk. In 1653 naar Manheim beroepen zijnde, was hij reeds losgemaakt, maar hij overleed te 's Gravendeel den 29sten November van dat jaar. Hij was den 29sten November 1623 te Hanau gehuwd met Elisabeth Inderschmitten, dochter van Adolf Inderschmitten en Christina Wechels, die hem dertien kinderen schonk, waarvan een zoon volgt, en die den 10den September 1653 overleed. Hij schreef:
Annotatien tot verdediging der Hervormde religie tegen en over zekere collatie of sermoenen van den Jesuit G. Landsheer, Dord. 1646. 8o.
Achitophels strick of eerste deel der Verantwoordinge op de Collatien van Pater Landsheer, Dord. 1647 en 1648. 8o. 2 deelen.
Momus redivivus in den Jesuit G. Landsheer afgebeeld, Dord. 1650. 8o.
Zie Soermans, Kerk. regist. der pred. van Zuid-Holl. bl. 16; Hoogstraten, Woordenb. Vrolikhert, Vliss. Kerkhemel, bl. 252; Paquot, Mémoires, T. I. p. 234.