Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Eerste stuk
(1867)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 112]
| |
Jonge, en kleinzoon van den voorgaande, werd te Dordrecht den 14den Maart 1616 geboren. Even als zijn vader werd hij tot verschillende ambten te Dordrecht beroepen. Hij was aldaar meermalen schepen, raad en eindelijk in 1656 burgemeester. Als lid der stads regering en der staatsvergadering van Holland ijverde hij tegen de verheffing van Willem III. Bij de wending van zaken in 1672 geraakte hij deswege in levensgevaar. Men had de regering te Dordrecht gedwongen om, in eene daartoe opzettelijk te houden vroedschaps-vergadering, den prins tot stadhouder te kiezen. De burgemeester Hallincg werd bij het verlaten van het stadhuis met een grooten bijl gedreigd, indien hij weigerde te voldoen aan de begeerte der burgerij. Straks daar op werd hij met anderen gedwongen den prins binnen de stad te geleiden, om kennis van zaken te doen nemen. De vorst kwam, werd behoorlijk onthaald en door het volk begroet, maar de regering sprak niet van het stadhouderschap. Hierop sloeg het volk aan het morren, en zwoer den prins niet uit de stad te laten gaan, voor men verzekerd was dat hij van de wethouderschap voldoening had ontvangen. Men ijlt de koets, waarin de vorst met burgemeester Hallincg gezeten was, na, zette laatstgenoemde een geladen pistool op de borst, en vroeg of men den prins voldoening had gegeven. Ten gevolge van een en ander besloten de regenten het eeuwig ediet te vernietigen, en den prins tot stadhouder van Holland te verkiezen. Ook Hallincg teekende de acte daartoe, waarvan ons door den heer de Jonge een facsimilé is bezorgd. Toen weinig tijds na het boven verhaalde Hallincg, met Johan Meerman en Cornelis Geelvinck, op last der Staten pogingen deed, om de ingezetenen ten platte lande te wapenen tegen de aannaderende Franschen, werd de haat van het opgehitste volk jegens hem hoe langer hoe heviger. Zijn huis te Dordrecht en zijne hofstede in Beijerland werden geplunderd, waardoor hem, volgens zijne berekening, eene schade van minstens twaalf duizend gulden berokkend werd. Bij de spoedig daarop gevolgde verandering der regering werd hij, om zijne ijverige staats-gezindheid, ontslagen, ofschoon hij in 1670 nog tot dijkgraaf werd aangesteld. Verder ontmoeten wij hem niet meer. David van Hoogstraten maakte bij het vieren van Hallincg's zeven en zeventigste verjaardag een eervers, terwijl T. van Bockhoven een gedicht ter zijner uitvaart vervaardigde. Daaruit bleek ons dat hij negentig jaren is oud geworden, en hij alzoo in 1706 is overleden. Hij was den 2den October 1640 gehuwd | |
[pagina 113]
| |
met Margaretha Berk, waarbij hij elf kinderen verwekte.
Zie Balen, Beschrijv. van Dordr. bl. 1083; Nederd. en Lat. Keurdigt. bl. 274-279; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. XIV. bl. 73, 198; de Jonge, Verh. en onuitgeg. Stukk. D. II. bl. 480; Scheltema, Staatk. Nederl. |
|