Van Hall zette zich nu als advokaat te 's Gravenhage neder, waar hij, begunstigd door den grooten naam zijns vaders, zich eene niet onbelangrijke praktijk verwierf, bij wier uitoefening hij echter zijne letterkundige studiën niet uit het oog verloor. Niet lang zou echter zijne loopbaan als pleitbezorger duren, want reeds in 1823 werd hij tot hoogleeraar in de regten te Amsterdam beroepen, welke waardigheid hij den 12den April 1824 aanvaardde met het houden eener Oratio de meritis Belgarum in excolendo historico Juris Romani studio, welke onder dien titel het licht zag (Amst. 1824. 4o.)
Na gedurende twintig jaren een sieraad van het Amsterdamsche athenaeum geweest te zijn, werd van Hall in 1848 als hoogleeraar in de regten te Utrecht beroepen. Hij aanvaardde dien post, den 14den September van dat jaar, met eene Oratio de tuenda colendaque jurisprudentiae, en bekleedde denzelven tot aan zijnen dood, die den 19den Maart 1859 te Utrecht voorviel. Zijne afbeelding ziet het licht.
Hij was ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw en kommandeur van de Eikenkroon. Tweemalen was hij gehuwd; eerst met Mejufvrouw Susanna Gerardina Vrolik, die hem na eene echtvereeniging van drie jaren door den dood ontviel, en in 1832 met Mejufvrouw Maria Theresia Marcella, die hem overleefde. Van Hall was ook voorzitter van de Letterkundige Afdeeling der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, en het was in die betrekking dat de secretaris dier afdeeling, mr. H.J. Koenen, hulde bragt aan zijne nagedachtenis, naar aanleiding waarvan wij hier het levensberigt van den verdienstelijken man hebben medegedeeld.
Van Hall schreef de volgende werken:
(Met C.A. den Tex) Bijdragen tot Regtsgeleerdheid en Wetgeving, Amst. 1826-1838. 8o. 13 deelen in 52 stukk.
(Met denzelfden) Nederlandsche Jaarboeken voor Regtsgeleerdheid en Wetgeving, Amst. 1839-1843. 8o. 5 deelen in 21 stukk.
(Met denzelfden) Nieuwe Bijdragen voor Regtsgeleerdheid en Wetgeving, Amst. 1851. 8o.
(Met denzelfden) Regtsgeleerd Bijblad, behoorende tot de Nederlandsche jaarboeken, Amst. 1839-1843. 8o. 5 deelen.
(Met denzelfden) Bijblad behoorende tot de nieuwe bijdragen Amst. 1851. 8o.
(Met anderen) Aanmerkingen op het ontwerp van het Wetboek van Strafvordering, Amst. 1829.
Redevoering gehouden ter feestviering van het vijf en twintig jarig bestaan van het Koninklijk Nederlandsch Instituut op 27 Augustus 1833, Amst. 1833. 4o.