[Jacob Gijsbertsz.]
GIJSBERTSZ. (Jacob) schreef den 24 van Oogstmaand 1612 uit Konstantinopel den volgenden brief aan den Staten:
Eedele Heeren! Alzo tot mijne kennis is gekomen, dat in 't voorleede jaar 1609 de Koopvaarders en Handelaars der vereenigde gewesten grote schade hebben geleeden door het verlies van ruim tien schepen, zo door de onderdanen van den Turkschen Keizer als door de Barbarische, hier in de Middellandsche zee genoomen, heb ik als een Mede-Vaderlander, niet willen nalaten mijn best te doen, om een middel te zoeken, daar door men voortaan zulke aanmerkelijke verliezen en schaaden mogt verhoeden en voorkomen, en dat uwe Onderdanen in meer zekerheid mogten handelen; daarom ik, door middel van den Admiraal ter zee, den Turkschen Keizer heb doen te verstaan geven, hoe slegt de Onderdanen der vereenigde gewesten door de zijne gehandeld werden, welke men niet dan alle gunst en vriendschap behoorde te bewijzen voor de genaade en weldaaden, door zijne Prinslijke Excellentie en UEs. beweezen aan hunnen Musselmannen, welke zij in hun geweld hadden bij het veroveren van de stad Sluys, en alle slaven waren en moesten blijven, zo men hen niet had vrij gelaten. De Turksche Keizer dit verstaan hebbende, was hem zeer aangenaam te verneemen, dat de geene, die geene verbintenis met hem hadden, zulk eene eedelmoedige daad aan zijne Onderdanen hebben beweezen, en heeft daarom aan den voorsz. Admiraal Bassa belasd, dat hij bevel zou stellen in alle Poorten en Havens onder zijn gebied, dat men alle Nederlanders, welke onder de banier der Vereenigde Gewesten handelen, alle gunst en vriendsehap zou doen, zonder ze eenigzins te moejen of hinderen, en dat bovendien de Admiraal Bassa uit zijnen naam zou schrijven aan zijne Princelijke Excellentie en UEs. ten einde UEs. hier gezanten zoud zenden, om uwe verbonden en verdragen te maken, op dat uwe onderdanen bevoorregt zijn boven andere volken en ook zekerder mogen handelen, gelijk hij aanbied, dat zij nooit te vooren aan iemand eerst hebben aangebooden, welke brieven ik over eene maand door
Hendrik van der Mijl aan zijne Prinslijke Excellentie en UEs. heb gezonden, daarop zijne Prinslijke Excellentie en UEs. gelieven ten eersten aan den Voorsz. Admiraal te antwoorden, en uw besluit doen verstaan of eenige gezant hier aan 's Keizers Hof voornamelijk te schikken, en hij heeft zeer ernstig van mij begeerd, dat ik alle vlijt zou aanwenden, om het voorsz. antwoord te beko-