Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 7
(1862)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 569]
| |
Gutberleth, advokaat bij het Hof van Friesland, kleinzoon van den voorgaanden, werd te Leeuwarden, in 1675 geboren, legde zich eerst op de letteren, onder Perizonius en Coetier, en vervolgens op de regten toe, en verkreeg den doctoralen titel, na het verdedigen eener Disputatio ad Leg. 1. §. 6. 7. 8. 9. D. de censib., den 28 Junij 1697, na kort te voren tot Bibliothecaris benoemd te zijn. Hij stierf den 8 Jan. 1703, bij zijne vrouw Hildegonda Cunira Lomars, met welke hij in 1696 gehuwd was, en die in 1742 stierf, eene dochter, Titia Johanna, in 1748 overleden, nalatende. Zijn portret is uitgegeven voor een zijner geschriften. Gutberleth was een uitstekend letterkundige, blijkens zijne: Animadversiones Philologicae in antiquam Inscriptionem Graecam Smyrnae repertam, Franeq. 1699 kl. 8o. editio secunda, pluribus in locis aucta et nummorum ectypis ornata, Franeq. 1704 kl. 8o. Coniectanea in Monumentum Heriae Thisbes Monodiariae et Titi Claudii Glaphyri Choraulae; cum fig. aeneis. Franeq. 1704 kl. 8o. Dissertatio philol. de Mysteriis Deorum cabirorum. Franeq. 1695; editio altera manu Auctoris plurimis in locis aucta et emendata. Franeq. 1703 kl. 8o. De Saliis Martis Sacerdotibus apud Romanos, Liber Singularis, cum figuris aeneis. Franeq. 1704 kl. 8o. Tijd-Tresoor van Kerk- en Weereld Historie Middelb. 1689 4o. Ook gaf hij uit: C.A. Ruperti Observationes ad Hist. Universalis Synodin Besoldi minorem, c. Observationibus Gutberlethi, Franeq. 1698 8o. Aeg. Menagii Juris civilis Amoenitates. Edit. 4e, cum Praefat. Gutberlethi, Franeq. 1700 8o. Simon Abbes Gabbema, Verhaal van de stad Leeuwaarden, met opdragt en voorberigt van G. Franek. 1701, 4o. Hetzelfde boek werd twee jaren daarna uitgegeven onder den titel van: S.A.G. Historie van Friesland, Gouda 1703 4o. Simon Abbes Gabbema, Nederlandse Watervloeden, met aanteekeningen van T. Gutberleth, Gouda 1700, kl. 8o., Ald. 1769 8o. Gasp. Scioppii Grammatica Philosophica Annotationibus suis locis insertis, et lectione intricata restituta, atque ita Scholarun usui destinata a.T. Gutberleto, Franeq. 1704 8o.
Zie Vriemoet, Athenae Frisiacae, p. 891; Biogr. Univ. T. XIV p. 236; Aanhangsel op Nieuwenhuis, Woordenb. van Kunst. en Wetens. D. III bl. 269; Rabus, Boekzaal van Europa, D. XI bl. 147 volgg.; Brouckhusii, Poëm. p. 224; Arrenberg, Naamregister o.h.w.; de Wal, Oratio de claris Frisiae jurisconsultis p. 190; Halbertsma, Hulde aan Gysbert Japiks, D. II. bl. 390. |
|