Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 7

[Mr. Maximiliaan Anne s' Gravesande Guicherit]

GUICHERIT (Mr. Maximiliaan Anne s' Gravesande) zoon van Mr Abraham Daniel de Guicherit, Solliciteur militair te 's Hage en van Jeanne Georgette Tita Amedea Eckhardt, werd den 12 Dec. 1793 aldaar geboren. Na zijne ouders verloren te hebben, werd hij door zijn bloedverwant en voogd Mr. Maximiliaan van s'Gravesande te Delft opgevoed, waar hij zich, na in 1810 te Leyden in de regten gepromoveerd te zijn, vestigde. Daar beoefende hij de kunst en vervaardigde hij tusschen 1817 en 1827, een honderdtal aquarel gezigten uit Zwitserland, waaronder er (meldt de heer Kramm) vele fraai en op effekt behandeld zijn, met een Fransche beschrijving, die een geregeld overzigt geeft van een niet onbelangrijk gedeelte van het land. Ook vervaardigde hij, tusschen 1826-1834, bloemstudiën met een daarbij behoorende beschrijving in twee groote folio deelen. Hij wijdde als medeopzigter het oorspronkelijk aan de teekenkunst gewijde genootschap Tandem fit surculus arbor, den 26

[p. 546]

Jan. 1828 in de Waalsche kerk in en bekleedde tot zijn dood toe de betrekking van Secretaris bij hetzelve. Ook was hij lid van den raad zijner woonplaats. Hij overleed te Delft den 23 Sept. 1831. Hij was gehuwd met Anna Antonia van Hoecke. Zijne nagelaten kunst berust onder zijn zoon Mr. Maximiliaan Anne Michiel s'Gravesande Guicherit, advokaat te Delft en bij zijne dochter C.G. 's Gravesande Guicherit, echtgenoot van Dr. A.W.M. van Hasselt te Utrecht.

Hij vertaalde met J.H. Wesseling, van Bree's Lessen over de Teekenkunst Delft 1830, waarvan wegens zijn overlijden, allee n de eerste aflevering het licht ziet. Volgens Kramm beoefende hij ook de dicht- en letterkunde.

Zie Kramm, Levens en Werken der Holl. en Vlaamsche Kunstschilders D. II. bl. 612.