daarvan. Bij den aanval der Pruissen trok hij met zijn troep op Amsterdam, alwaar hij met het burgerregt werd beschonken. Hij trok op Heusden terug en leefde daarna ambteloos te Nijmegen tot 1795. Bij het uitbreken van de omwenteling in 1795 werd hij als generaal-majoor bij het Bataafsche leger aangesteld en heeft alzoo als bevelhebber eener brigade een zeer werkzaam aandeel gehad in de zamenstelling van dat leger onder de generaals Du Monceau en Daendels.
Bij het leger dat in Noord-Holland onder de bevelen van Daendels was geplaatst, toen de landing der Engelschen in 1799 geschiedde, had hij het bevel over dat gedeelte, hetwelk bij het dorp Huisduinen stond. Te vergeefs trachtte hij Daendels te bewegen hem bevelen te geven tot den aanval tegen den linkervleugel der Engelschen, daardoor moest hij werkeloos blijven en kreeg hij eindelijk orde om terug te trekken waardoor de Helder aan de vijanden werd prijs gegeven. Aan den misslag, welke Daendels op dien dag beging, was Guericke niet schuldig. In dat jaar werd hij belast met het kommando te Amsterdam, welke stad toen door Kraijenhoff in staat van verdediging was gebragt en, na den aftogt der Engelschen in November, werd hij inspecteur-generaal der nationale werving, welke betrekking hij vervulde tot Mei 1800. Daarna werd hij weder kommandant der divisie Daendels, waarvan het hoofdkwartier te Utrecht was, en in 1802 bevelhebber der kusten en eilanden van Voorne, enzv. Nadat hij den 15 Januarij 1804 tot luitenant-generaal was bevorderd, had hij het bevel over de troepen in Zeeland. Onder de regering van Koning Lodewijk werd hij in 1807 benoemd tot gouverneurgeneraal van Curaçao, maar vermits die kolonie kort daarop in handen der Engelschen viel, heeft hij zijne bestemming niet gevolgd. Hij werd daarop benoemd tot kommandeur der orde van de Unie. Daarna kreeg hij het bevel over de tweede territoriale divisie, vervolgens over het departement van Oost-Vriesland, dat hij waarnam tot den 1en Januarij 1808, toen hij gesteld werd op nonactiviteit, en nadat Holland in het Fransche keizerrijk was ingelijfd, gepensioneerd met f 4000. - 's jaars.
Hij overleed den 23 Junij 1816. Uit zijne eerste huwelijk met Jacoba Elisabeth Bouwier liet hij geen en uit dat dat met Catharina Moorrees één zoon na namelijk Frederik Adriaan die is overleden als majoor der kavallerie.
Zie Bosscha, Neêrl. Heldend. te land D. III. bl. 166, 173-176, en particul. berigten.