om aldaar zijne opvoeding, onder het oog en de leiding van zijnen vader, te voltooijen. Hij volgde als edelman den Hertog Bernhard van Saxen Weymar in het Duitsche leger, trad vervolgens in Fransche dienst, en vergezelde Turenne naar Italie; en werd door den Raad van Venetië met de ridderorde van St. Marcus begiftigd; voornemens zijnde om den nieuwen Koning van Zweden, Karel Gustaaf, die groote achting voor zijn vader getoond had, zijne dienst aan te bieden, Toen hij met zijne broeder Diderik derwaarts trok en tusschen Emden en Bremen in een herberg vernachtende, legde hun knecht, verlokt door het geld dat zij bij zich hadden, het op hun leven toe. Met dit plan in de slaapkamer tredende, doorschoot hij eerst den jongste met een pistool en wilde toen den oudste het zelfde lot doen ondergaan. Cornelis, bezig zijnde een Latijnsch vers te maken, sliep niet, greep zijn pistool en trof den moordenaar, onderwijl deze tot hem kwam. Zwaar gekwetst werd hij gegrepen en gestraft. Cornelis veranderde na dit ongeval van plan, begaf zich naar Holland, waar hij dienst nam en naderhand tot Kapitein van de Hollandsche Gardes, en Landdrost van de Meijerij van 's Hertogenbosch werd. Hij overleed in 1665 en werd bijgezet in de familiegrafkelder te Delft. Er komen Latijnsche gedichten van hem voor in Apollo's Harp en in de Poëmata Vincentii Fabricii. Opitz wijdde hem een zijner gezangen. Zie Sylvarum Lebro I. p. 19. In Apollo's Harp vindt men ook een Hollandsch gedicht van hem.
Zie Du Maurier Memoires (Paris 1637 8) p. 477. Vindiciae Grotianae p. 573, 574. Luïscius, Woordenb. D. V. bl. 199; Kok, Vaderl. Woordenb. Vollenhoven, Broeders gevangenisse bl. 64, 65; Cornets de Groot, Levensschets van Mr. Pieter de Groot bl. 9, 10; van der Aa, Nieuw Woordenb. van Ned. Dicht. Vollenhoven en Schotel t.a.p.