[Johannes Fredericus Gronovius]
GRONOVIUS (Johannes Fredericus), zoon van Jacobus Gronovius voornoemd, werd te Leiden den 10den Maart 1690 geboren, studeerde en promoveerde er in de geneeskunde, was er in 1729, 1730 en 1742 lid van den Raad van veertigen, in 1725, 1727 en 1747 schepen en in 1757 Burgemeester. Hij overleed in 1760 en was gehuwd 1o met Margaretha Christina Trigland, bij wie hij eene dochter verwekte, en 2o met Johanna Susanna Alensoon, bij wie hij een zoon Laurentius Theodorus had, die mede volgt. Hij beoefende met goed gevolg de natuurkunde, voornamelijk de plantenkunde, en schreef:
Disputatio Camphorae historiam exhibens, Lugd. Bat. 1715. 4o.
Flora Virginica exhibens Plantas quas Joh. Clayton in Virginia observavit atque collegit. Easdem methodo sexuali disposuit Joh. Fred. Gronovius, Lugd. Bat. 1739, 1743. 8o. 2 vol.
Index suppellectilis Lapideae, quam collegit, in classes et ordines digessit, etc. Joh. Fred. Gronovius, Lugd. Bat. 1750. 8o.
Flora Orientalis siva Recensio Plantarum quas Leonhardus Rauwolffus Augustanus in Syrio, Arabia, Mesopotamia, Babylonia, Assyria, Armenia et Judaea crescentes observavit et collegit, methodo sexuali disposuit, synonymis illustravit, etc. Joh. Fred. Gronovius, Lugd. Bat. 1755. 8o.
Onder het opschrift van Pisces Belgii gaf hij in de Acta Upsaliensia 1744-1750 p. 36 eene lijst van in onze wateren zwemmende visschen; die hij naderhand nog met een bijvoegsel vermeerderde. In dezelfde Acta van 1740 heeft hij den visch, die onze visschers aan zee gewoon zijn den Schelvischduivel te noemen, en aan welken hij den naam van Cottus gaf, natuurkundig beschreven.
Zie Biograph. univ. T. IX. p. 68; Collot d'Escury, Holl. roem, D. VII. bl. 234, 235; Catal. des livres de M.P.A. Bolongaro-Crevenna, No. 2163, 2329, 2347, 2348; uit particuliere berigten aangevuld.