[Frits van Grombach]
GROMBACH (Frits van) was denkelijk een zoon van Hans van Grombach, uit Duitschland met de Saksische Hertogen in Friesland gekomen, en in 1503 Ambtman te Leeuwarden en naderhand te Harlingen. In 1517 werd hem van wege den Keizer de grietenij van Barradeel opgedragen, en in 1522 was hij tevens Drossaard van Harlingen, welke laatste waardigheid hij bleef bekleeden, nadat hij afstand van de grietenij had gedaan. Hij was ook Ridder en Overste-Dijkgraaf van geheel Westergoo. In 1525 werd hij lid van het Hof van Friesland, en tien jaren later was hij met George Schenk en eenige anderen in de commissie tot het maken van een reglement voor het op te rigten corps van den derden man uit Friesland. Om voor te komen, dat de Gelderschen, die meesters van de zeekusten waren, zich niet in Almenum kwamen nestelen, stak hij, terwijl hij Drossaard te Harlingen was, den 11den Maart 1516, die buurt in den brand, en liet vervolgens de steenen van de vernielde abdij van Ludingakerk halen, om met dezelven den toren te Harlingen op te bouwen. Hij was gehuwd met Luts Martena, dochter van Hessel,