zijns vaders plaats, Baljuw van St. Amand te Doornik en in 1583 door Karel van Croy, Prins van Chimay, tot bevelhebber van Sluis beuoemd. Deze had zich echter in Groenevelt bedrogen, want hij liet zich door den Prins van Oranje winnen, om tot diens zijde over te gaan, waardoor Sluis voor ons behouden werd. Eenige vijandelijke soldaten gevangen genomen hebbende, vernam hij dat Parma besloten had die vesting te belegeren. Hij verwittigde dit ten spoedigste aan den Raad van State, de Staten van Zeeland en aan Prins Maurits, met dringend verzoek om troepen en voorraad. De stad vervolgens belegerd zijnde, was hij genoodzaakt haar, na eene dappere verdediging, bij verdrag aan Parma over te geven. Eene verantwoording van zijn gedrag, en dat der overige officieren, gedurende die belegering gehouden, is te vinden bij Bor.
In 1596 tot Gouverneur van Nijmegen aangesteld zijnde, bekleedde hij dat ambt tot 1603, toen hij zich met der woon naar Dordrecht begaf, waar hij den 28sten Augustus 1616 overleed en met groote staatsie in de Augustijnen kerk begraven werd. Hij was tweemaal gehuwd; 1. met Jenne van Baudwijn, vrouwe van Arondaux, die in 1601 te Nijmegen overleed, en 2. met Josina van Millebrecht, die hij als weduwe achterliet, en aan wie, op haar request aan de Algemeene Staten, een half pensioen van den Overste, verschenen 1 April 1617, werd geaccordeerd. Groenevelt deed te voren een verzoek aan de Staten van Utrecht, om eenig maandelijksch onderhoud, als hebbende om de dienst van den lande meest al zijne goederen verlaten, en zijnde een ingezeten of gesproten uit den lande van Utrecht.
Zie Bor. Ned. Oorl. het regist op Groenevelt; van Leeuwen, Batav. Illustr. bl. 1153; Balen, Beschrijv. van Dordr. bl. 135; Hoogstraten, Woordenb. D. X. bl. 144; Zeeland, Jaarb. voor 1852. bl. 152, 1853. bl. 299-303; Arend, Algem. Gesch. des Vaderl. D. III. St. I. bl. 273; Janssen, de Kerkherv. te Brugge, D. II. bl. 17, 27, 29, 205, 238, 264-267.