Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 7

[Cornelis Groen]

GROEN (Cornelis) werd in het jaar 1792, te Enkhuizen, uit burgerouders geboren en vertoonde reeds vroeg eenen goeden aanleg tot leeren. De Hoogleeraar Gerbrand Bakker, toen nog praktiserend geneesheer in die stad, zulks in hem bemerkende, nam de opvoeding van den veelbelovenden knaap voor zijne rekening en liet niet na, bij zijn vertrek in 1806 naar Haarlem, de zorg voor zijne verdere opleiding aan anderen aan te bevelen. Door dezen, maar vooral door eigene oefening en onvermoeiden vlijt, bragt hij het zoo ver, dat hij in staat was anderen te onderwijzen. De opzieners der Latijnsche school te Enkhuizen wisten zijne bekwaamheden op prijs te stellen, en vertrouwden aan hem het onderwijs in de Grieksche en Latijnsche talen toe.

Daarvoor heeft hij geleefd; wars van alle praal, nederig daar heen gaande en gelukkig door de voortdurende beoefening der bij hem geliefkoosde wetenschappen, was de school hem zijn alles. Hij bezat eene zeldzame gave om de jeugd

[p. 419]

het onderwijs aangenaam, duidelijk en gemakkelijk te maken, en zorgde niet alleen voor de vermeerdering harer kennis, maar ook voor het aankweeken bij haar van alles wat goed en edel is.

Tevreden, vergenoegd en dankbaar levende, was Groen de steun zijner betrekkingen, de vriend der jeugd en de helper zijner vrienden, totdat hij op den 22^sten Augustus 1827, na een verdienstvol leven van nog geen 35 jaren, aan de zijnen door den dood ontrukt werd.

Hij wilde dat alles wat hij had zamengesteld na zijn dood zou vernietigd worden. Behalve enkele verhandelingen van zijne hand in de Mnemosyne van de Heeren Tydeman, en in het Magazijn van van Kampen leverde hij eene vertaling van:

Plutarchus over het verwijl der goddelijke straffe, uit het Grieksch vertaald met aanteekeningen, Dordr. 1823. 8^o.

Zie Aanh. op het Woordenb. van Nieuwenhuis, op het woord; Cat. van de Bibl. der Maatsch. van Ned. Letterk. te Leiden. 1^sten Bijv. bl. 18.