[Paulus de Grenu]
GRENU (Paulus de), zoon van den kapitein Philippus de Grenu, die zich bij het ontzet van Leiden in 1574 verdienstelijk maakte, volgde zijn vader in 1599 als kapitein eener kompagnie op, en werd in 1606 door Prins Maurits aangesteld tot Luitenant-Generaal van de artillerie. Als zoodanig voerde hij het bevel over de artillerie onder Maximiliaan van Hornes voor Gulik, in 1610, en werd later tot Gouverneur van IJzendijk benoemd. Hij bewees den lande gewigtige diensten. Blijkens een brief van Willem de Zoete gezegd Hautain aan den Secretaris Huygens, in dato 3 Augustus 1623 was de Grenu voorzien ‘met eene commissie om een voyagie ter zee te doen,’ en scheen hij niet meer voornemens zijn kommandement te IJzendijk verder te komen vervullen. Van welken aard die commissie was is ons niet gebleken. In 1627 werd hij bevorderd tot Kolonel, uit aanmerking zijner diensten gedurende 28 jaren als kapitein en 21 jaren als Luitenant-Generaal der artillerie, zijnde twee betrekkingen tegelijk met het kommandement over IJzendijk door hem waargenomen. In eene commissie naar Grevelingen zijnde, werd hij krijgsgevangen gemaakt, en hij sneuvelde in 1629 voor 's Hertogenbosch. In 1621 was hij door Jacob I, Koning van Engeland, tot Ridder verheven. Hij was gehuwd met Maria Stas. Welligt was Maurits de Grenu een zoon van hem. Deze was in 1662 Kommandeur van Sas van Gent, en Kapitein en Sergeant-Majoor van een regiment te voet, waarin hij, in 1667 overlijdende, werd opgevolgd door Willem de Perponcher de Maisonneuve. Hij was gehuwd met Wilhelmina van Weede.
Zie Bergen op den Zoom Beleghert ende Ontleghert, bl. 17; Wiers-