in Noord-Nederland bestuurde, was het Christendom onder de Friezen tot aan de Lauwers gevestigd. Zoodra de overwinningen van Karel de Groote op de Saksers den geloofsverkondigers ook tot dit volk de toegang openden, zond Gregorius de zendelingen Willehad en Ludger, Marcellinus en Lebuinus uit, die de eerste zaden van het Christendom in Groningen, Drenthe en Overijssel strooiden. Nog grooter invloed op de verspreiding van het christendom oefende de door hem te Utrecht gestichtte school uit, waarin jongelingen van alle Duitsche stammen, Franschen en Angelsaksen, Friezen en Saksers, Beijeren en Zwaben tot zendelingen onder hunne Heidensche landgenooten werden opgeleid, waaronder wij een Ludger, een Wibo en een Hildegrim, de eerste bisschoppen van Munster, Osnabrug en Salingstede aantreffen.
Gregorius besloot zijn zegenrijk leven op ruim zeventigjarigen leeftijd, nadat hij drie jaren eene verlamming met voorbeeldig geduld had doorgestaan. Zijn geliefde neef Alberik werd zijn opvolger, en erkende, door te Keulen de bisschopswijding te ontvangen, de betrekking van het bisdom Utrecht tot dit aartsbisdom. De verschillende schrijvers plaatsen het sterfjaar van Gregorius van 776 tot 781, en als den dag van zijn overlijden vierde de Utrechtsche kerk den 25sten Augustus. Hij werd in de St. Salvatorskerk te Utrecht begraven; volgens anderen echter in de door Willebrord gestichtte abdij te Susteren. De beroemdste zijner leerlingen, Ludger, beschreef zijn leven. Zijne afbeelding ziet het licht.
Zie deze levensbeschrijving in de Acta Sanctorum van Mabillon en de Bollandisten; (van Heussen en van Rijn) Kerk. Oudhed. D. I. bl. 108-121; Rettberg, Kirchengesch. Deutschlands. Th. II. s. 531-534; Herzog, Real-Encycl. für Protest. Theol. und Kirche; Royaards, Geschied. der vestig. en invoer. van het Christend. in Nederl. bl. 270-275; Katend, voor de Protest. in Nederl. Jaarg. II, bl. 55-69; Arend, Algem. Gesch. des Vaderl. D. I. bl. 335, 344; van der Chijs, de Munten der Heeren en Steden van Overijss. bl. 227; de Munten van Friesl. Gron. en Drenthe, bl. 555; de Munten van de Bisschoppen, den Heer en de stad Utrecht, bl.; Muller, Cat. van Portrett.