[Jonkheer Joan Graafland]
GRAAFLAND (Jonkheer Joan) was de zoon van Jonkheer Mr. Joan Graafland, Schepen en Bewindhebber der Oost-Indische Compagnie te Amsterdam, en van diens eerste vrouw Martha Henrietta Buteux, en kleinzoon van Pieter Graafland in het vorige artikel vermeld. Hij werd geboren op de hofstede Ruststee bij 's Hage den 8sten Mei 1763. Tot Advokaat bevorderd, oefende hij de praktijk eerst te Amsterdam, vervolgens te 's Hage uit, en werd in Maart 1789 tot Raadsheer in den Hove van Holland, Zeeland en West-Friesland benoemd. Hij verliet in 1795 dien post en was, in 1783, Secretaris van Commissarissen deciseurs van Hunne Hoogmogenden te Maastricht. In 1806 werd hij geroepen in de vergadering van Notabelen te Amsterdam, en, ten zelfden jare wegens deze afgevaardigd aan den Koning van Holland. Deze benoemde hem, in 1807, tot ridder van de orde der Unie en in 1808 tot gewoon Staatsraad. In 1810 werd hij lid van het Syndicaat van Holland en van de Commissie tot zamenstelling van het Grootboek der Publieke schuld. In 1811 werd hij lid van het Hof van Assises van het departement der Zuiderzee, in 1812 ridder van de orde der Réunie, in 1813 ontvanger van de Convoijen en Licenten te Amsterdam, en in 1814 hoofdontvanger dier middelen. Hij stierf aldaar den 31sten Mei 1827 en was tweemalen gehuwd; eerst, in 1786, met Catharina Wilhelmina Petronella Reynst, later, in 1805, met Johanna Clara van de Poll.
Uit medegedeelde berigten bijeengebragt,