[Jacob en Pieter van der Graaf]
GRAAF (Jacob en Pieter van der), zonen van den Raadsheer Jacob van der Graaf, maakten zich berucht door, in vereeniging met Adolf Borrebach, postmeester, en Cornelis de Bruin, officier der schutterij te 's Hage, in den nacht van den 21sten Junij 1672 een aanslag te wagen op het leven van den Raadpensionaris Johan de Witt. Op het artikel van de beide laatstgenoemden hebben wij reeds van dat feit melding gemaakt. De moordenaars ontkwamen door de vlugt, maar Jacob van der Graaf werd eerlang gevat en voor het Hof teregt gesteld. Eerst bij het derde verhoor, bij de aanwijzing van bloed, hetwelk hem op het hemd was gespat, en bij de vertooning van zijn degen, dien hij kwijtgeraakt en door den bediende van de Witt, Jan van der Wissel, bij het Groene zoodje was opgeraapt, bekende hij deel te hebben genomen aan den aanslag. Hij werd op sterk aanhouden der Staten van Holland spoedig gevonnisd en veroordeeld om onthalsd te worden, met verbeurd verklaring zijner goederen. Dit vonnis werd aan hem op den 29sten Junij te 's Hage ten uitvoer gebragt. Hij stierf als een waar christen, indien men geloof mag slaan aan het gedrukt verhaal, kort daarna, onder den titel van Jacobs Worsteling, in het licht gegeven. De vrienden van Oranje beschouwden de jonge van