[Jan Josephszoon van Goyen]
GOYEN (Jan Josephszoon van), ook door sommigen van Gooyen of van Goye genaamd, werd te Leiden den 13den Januarij 1596 geboren en kreeg van verscheidene meesters onderwijs in de kunst, onder welken Jesaias van de Velde de laatste was. Volgens Houbraken overleed hij in 1656 te 's Hage, werwaarts hij zich in 1631 met der woon begeven had, doch volgens anderen moet dit sterven ruim tien jaren later geschied zijn. Zijne afbeelding, door K. de Moor, in de zwarte kunstmanier in het licht gegeven, werd ook door Anthony van Dijck geteekend, door Bartholomeus van der Helst geschilderd en door Ploos van Amstel in prentteekening gebragt. Hij was te Leiden den 18den Julij 1618 gehuwd met Annetge Willemsdr. Zijne dochter Margaretha huwde, den 19den September 1649, te 's Hage met den vermaarden Jan Steen.
Als landschapschilder had van Goyen ongemeene verdiensten. Wij vermeenen niet beter dezelven te schetsen dan met de woorden van den heer Immerzeel, dus luidende: ‘Daar hij zich stiptelijk aan de natuur hield, behagen alle zijne voorstellingen door de waarheid die men in dezelve aantreft. Dorpen, dijken, kusten, stranden, zeeën en rivieren, alles wat hij van dien aard omstreeks zijne woonplaatsen Leiden en den Haag aantrof en hem schilderachtig voorkwam, stelde hij op schatting; en hij wist door zijn onuitputtelijk vernuft, aan dat alles leven en beweging bij te zetten door het aanbrengen van vaartuigen, zeilend, roeijend, lossend of ladend, en eene menigte van eigenaardige stoffaadje van beeldjes, paarden enz. Zijne wijze van schilderen was onnavolgbaar schoon, vooral in de verschieten, luchten, spiegelende en woelende waters. Ofschoon bijna al zijn werk het bewijs medebrengt van vlug van de hand gegaan te zijn, vindt men toch altijd het lief en geestig penseel van den onuitputtelijken meester weder. Jammer dat zoo vele zijner schilderijen geel en grijs geworden zijn, veroorzaakt door het zoogenaamd Haarlems blaauw, waarvan hij zich bediende. Zijne schetsen zijn doorgaans oppervlakkig, doch de zoodanige die met eenige zorg behandeld zijn, stellen de liefhebbers op prijs enz.’
Van Goyen heeft ook prentjes geëtst, die zeldzaam gevonden worden. Eenigen van dezen worden door de heer Kramm vermeld, die ook mededeelt dat van Goyen ook portretten geschilderd heeft, en dat zijne werken in de meeste Europesche Museën met achting bewaard worden. Het Museum Boymans te Rotterdam bezit van dezen meester twee Riviergezigten, terwijl in het Rijks Museum te Amsterdam van hem mede